Van de dichter Lucebert is de bekende dichtregel ‘alles van waarde is weerloos’ uit zijn gedicht ‘De zeer oude zingt’. Zo’n zin bekt lekker, vooral door de allitererende w’s. Maar wat bedoelen mensen toch als ze het woord ‘waarde’ in de mond nemen? Vaak wordt het oneigenlijk gebruikt.
Voormalig premier Balkenende was degene die in het eerste decennium van de nieuwe eeuw een maatschappelijk debat over normen en waarden wilde aanzwengelen. Tegen de hufterigheid. ‘Fatsoen moet je doen’, was zijn credo. En naastenliefde werd door hem als ‘zorg voor de ander’ van stal gehaald. Dat mondde uit in het concept van de hedendaagse ‘participatiemaatschappij’, een woord dat Balkenende in 2005 lanceerde. Het Genootschap Onze Taal koos acht jaar later, in 2013, ‘participatiemaatschappij’ als woord van het jaar.
Niet zo bekend is de uitlating van PvdA-voorman Wim Kok in 1991 op een congres van zijn partij: ‘Wij zitten nu in een overgangsfase: van een verzorgingsstaat naar een werkzame, naar een participatiesamenleving.’
Symboolpolitiek
In De Groene Amsterdammer van afgelopen week zei de Amerikaanse politicoloog Mark Lilla: ‘Mensen die geloven, praten niet over waarden. Zij praten over de waarheid, over geboden of wetten.’ Het lijkt erop dat Balkenende c.s. een norm opvoeren als waarde.
Het versoberen van de verzorgingsstaat wordt al enkele decennia politiek breed gedragen. Het overhevelen van de zorg naar de gemeenten, gepaard gaande met bezuinigingen, is daar uitdrukking van. De regerende partijen PvdA en VVD worden er door een deel van de oppositie voor gehoond, maar dat kunnen we afdoen als symboolpolitiek. De verzorgingsstaat barst uit zijn voegen, wordt onbetaalbaar, dus er moet hoe dan ook iets gebeuren.
Het blijft natuurlijk een snode daad om onder het mom van de participatiemaatschappij, i.c. de norm ‘zorg voor de ander’ vermomd als waarde, bikkelharde bezuinigingen door te voeren. Waarom gewoon niet het beestje bij zijn naam noemen? ‘Burgers en buitenlui, sorry, het gaat zo niet langer, we moeten bezuinigen om überhaupt nog iets overeind te houden van de verzorgingsstaat.’
Niet waardevrij
Waar komt toch het gehamer op het aambeeld van ‘waarden’ vandaan? Allereerst natuurlijk door het wegvallen van de grote ideologieën uit de vorige eeuw en door het voortschrijdende secularisatieproces in de westerse samenleving.
Waarde is ook na het einde van ‘de grote verhalen’ geen waardevrij begrip. Zolang er politieke tegenstellingen zijn over de inrichting van de maatschappij, blijft het ideologisch gekleurd. Maar is iets van waarde dan ook per definitie weerloos, zoals Lucebert dichtte? Ik twijfel. Een kunstwerk kan subversief zijn; en kunst als kritiek bijt van zich af.
Geen twijfel bestaat inmiddels over de weerloze waarde van de natuur. De uitkomst van de Klimaattop in Parijs spreekt boekdelen. Besloten is daar dat we het tijdperk waarin we nietsontziend fossiele brandstoffen exploiteren achter ons moeten laten, willen we in de wereld niet nog grotere Egyptische plagen over ons afroepen: toenemende droogte en overstromingen.
Het voornemen om vanaf het midden van deze eeuw niet langer fossiele brandstoffen zoals olie en gas te gebruiken, wordt nu met het Akkoord van Parijs vooral met de mond beleden. Waarschijnlijk zijn er nog tal van grote natuurrampen nodig om de mensheid ervan te doordringen dat maatregelen tegen de opwarming van de aarde serieus ter hand moeten worden genomen. Wijs worden we uitsluitend door schade en schande.
Gemeenschappelijk belang
Bijzonder is dat met de Klimaattop in Parijs voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid het bewustzijn is ontstaan van een gemeenschappelijk belang. In de strijd tegen de opwarming van de aarde zijn staten meer van elkaar afhankelijk dan ooit. Het gaat om het behoud van goede levensomstandigheden overal ter wereld.
Tot nu toe was het gebruik van het woord waarde een schaamlap. De verzorgingsstaat moest worden afgeslankt, meer fatsoen moest er komen, de hufterigheid aangepakt. Nu wordt waarde dus alom gekoppeld aan zorgzaamheid voor de aarde. Daar hebben we geen religie voor nodig, geen Tien Geboden. En ook de grote ideologieën hoeven we er niet voor uit de mottenballen te halen.
Wat zou Lucebert in zijn gedicht ‘De zeer oude zingt’ trouwens met waarde bedoelen? Die van culturele of economische goederen? De dichter benoemt het niet. Hij spreekt in poëzie, in woorden die niet besmeurd zijn. Hij spreekt niet eenduidig, maar ook niet met dubbele tong: ‘alles van waarde is weerloos/wordt van aanraakbaarheid rijk/en aan alles gelijk//als het hart van de tijd/als het hart van de tijd’.
Waarde is het hart van de tijd. Waarde is de essentie van het moment. Daar hoeven we geen doekjes om te winden. Daar hoeven we geen smoesjes voor te verzinnen. Daar hebben we geen schaamlap voor nodig.
Publicatiedatum: 15 december 2015