Verhuizen is een goede gelegenheid om afscheid te nemen van overbodige spullen. Dingen die hun langste tijd hebben gehad. Ontspullen is bevrijdend. Gegeven de wereldwijde populariteit van opruimgoeroe Marie Kondō ben ik blijkbaar niet de enige die dat zo ondergaat. We omgeven ons met te veel ballast.
Mijn dierbare vader heeft een broertje dood aan verhuizen. Met geen stok is hij daartoe te bewegen. Toch kreeg mijn moeder het voor elkaar. Nu wonen ze al weer jaren in een mooi, licht appartement. Achteraf is mijn vader blij dat hij de overstap heeft gemaakt. Maar hij wil niet nog eens verkassen. O, hemel, nee! Begiftigd met een gezonde dosis humor liet hij zich ontvallen: “Gelukkig is hierna de verhuizing slechts een paar meter.” Tegenover het appartementencomplex waarin mijn ouders wonen, bevindt zich het crematorium.
Op dit vlak lijk ik niet op mijn vader. Verhuizen vind ik prima, op zijn tijd althans. Net zoals ik op diverse scholen heb gezeten, verschillende opleidingen heb gevolgd en talloze banen heb gehad, ben ik regelmatig verhuisd. Domicilie kiezen beschouw ik als ergens tijdelijk je tenten opslaan. Zoals de haas zijn leger heeft; niet een hol als dat van een konijn maar een plat stukje grond, beschut tegen de wind. In Amsterdam heb ik, de kortere verblijven meegerekend, op twaalf adressen gewoond. Heerlijk! In het begin, in mijn studententijd, verhuisde ik mijn hele hebben en houwen in één keer met de bakfiets. Later reed het verhuisbedrijf voor als ik het ene onderkomen inruilde voor het andere. Steeds meer huisraad moest de overtocht maken. Hoeveel spullen heb je echt nodig? De filosoof Theodor Adorno heeft waarschijnlijk gelijk met zijn maxime dat “der Reiz [prikkel] selbst zum Kauf ist geworden”. Waarmee hij pregnant uitdrukt dat velen in onze consumptiemaatschappij eerder voldoening ontlenen aan de aanschaf van een consumptieartikel dan aan het gebruik ervan.
Resharing
Het voordeel van verhuizen is dat je afweegt wat je wilt meenemen of achterlaten. Toen ik vanuit de Transvaalbuurt naar de Dapperbuurt verhuisde, deed ik rigoureus dingen weg. Dat moest wel, want ik ging samenwonen. Twee inboedels onderbrengen in één woning was geen doen. Van alles zette ik op straat, voor de deur. Stoelen, tafel, bank, matras, enzovoort. Het zooitje vormde een slinger van een aantal meter. Na een paar uur was bijna alles door passanten meegenomen. Tegenwoordig heet dat resharing. Ik was blij dat mijn interieur op die manier een nieuwe bestemming vond.
Wat helpt is als je naar een kleinere behuizing vertrekt. Zonder al te veel hoekjes, gaatjes en een garage die als opslagplaats voor overbodig gerei wordt gebruikt. Ja, dan moet je wel kiezen. Wat wel en wat niet? Zo sta ik op dit moment in dubio over een roestige racefiets uit 1979 waarmee ik de Apennijnen heb beklommen. Die fiets is mij dierbaar. Evenals een accordeon. Prachtig instrument, maar ik oefen nooit. Ik moet binnenkort maar weer eens op les. Of komt dat er toch niet van?
Het grootste probleem doet zich voor bij de boeken. Een boek is niet zomaar een ding, nee, het is een geestelijk product. Dat kan op het vlak van fictie of non-fictie zijn, resp. het gebied van de verbeelding en dat van de kennis. Romans en gedichten hebben een belangrijke invloed gehad op mijn vorming. Vooral op de cruciale leeftijd van adolescent en jongvolwassene hakten sommige boeken erin. Zo kerfde het boek Eenzaam avontuur van Anna Blaman, waarover ik als scholier een werkstuk schreef, diep in mijn ziel. Nederlandse letterkunde wordt tegenwoordig in het voortgezet onderwijs stiefmoederlijk behandeld, maar ik verkeerde destijds in de gelukkige omstandigheid dat dit niet zo was. Poëzie ging ik lezen toen ik van school afkwam en daar ben ik niet mee opgehouden. Het lezen van literatuur ging bij mij allengs ten koste van het lezen van boeken over politiek en maatschappij, hoewel ik nog graag op zijn tijd een goede roman lees.
Net als films geven romans een inkijkje in een onbekend universum, bevolkt door personages met wie je gaandeweg vertrouwd raakt, wier innerlijke drijfveren zich spiegelen op jouw netvlies, met wie je op reis gaat. De belangrijkste kwaliteit van goede romans is ongetwijfeld dat ze je kunnen verzoenen met het leven, dat ze troost bieden. Zoals het aanhoren van de prachtige muziek van de Matthäus Passion troostrijk is.
Dode rij
Je committeert je aan boeken die je raken. Daardoor is het moeilijk om er afstand van te nemen. Maar wat te doen als dit onvermijdelijk is? Ik ken mensen die boeken opslaan in een depot, te ver van huis, dat ze zelden tot nooit bezoeken. Wat heb je daaraan?
Een vergelijkbare situatie kan zich thuis voordoen: een tweede rij in de boekenkast. Ik ben zo’n leperd die zich hieraan schuldig maakt. In ons huidige huis telt elke boekenkast twee rijen: de voorste rij en de onzichtbare rij erachter. De tweede rij is een dode rij. Boeken daar komen niet tot hun recht. Ze staan te verstoffen. Daarom heb ik al eens onverbiddelijk die tweede rij opgedoekt. Twee-en-dertig dozen in getal. Met onze naderende verhuizing gaat minstens hetzelfde aantal dozen de deur uit. Naar andere lezers. Boeken wegdoen is traumatisch, voor mij althans. Hoe vaak is het niet gebeurd dat ik een boek zocht in de boekenkast en mij na lang zoeken realiseerde dat het desbetreffende exemplaar was afgedankt. Door mij. En waarom eigenlijk? Gelukkig is er tegenwoordig een opruimgoeroe die je kunt raadplegen, de Japanse Marie Kondō. Ze schrijft bestsellers over opruimen en op YouTube kun je filmpjes bekijken waarin ze, altijd de vriendelijkheid zelve, duidelijk maakt hoe je jouw toebehoren kunt ordenen of wegdoen. Het kapitalisme heeft wereldwijd ingang gevonden, maar klaarblijkelijk voelen velen in het rijke westen zich niet helemaal senang door de vele overbodige goederen te midden waarvan ze leven. Ontspullen is misschien wel de eerste serieuze stap naar consuminderen.
De manier waarop Kondō kleren opvouwt, verbaast mij. Haar inzet is om zo weinig mogelijk ruimte te bieden aan je garderobe. Te zien valt in een YouTube-filmpje hoe ze een overhemd oprolt tot een bolletje. Nee, zo wil ik het niet. In een Brunawinkel neusde ik in een van haar publicaties. Ik wilde weten hoe je volgens haar boeken selecteert voor de uitgang. Aanschaf van haar boek leek mij taboe. Neveneffect was dat ik de bestsellerauteur niet spekte.
Om kort te gaan komt het evangelie van Marie Kondō hierop neer: loop niet langs de boekenrijen met het vage voornemen van sommige afscheid te gaan nemen. Nee, gooi álle boeken uit de boekenkast – die van de eerste en tweede rij – op één hoop. Laat elk boek door je handen gaan en vraag je af: maakt dit boek mij gelukkig als ik het vasthoud?
Lukt het mij om op die manier ten minste twee-en-dertig dozen te vullen? Ik weet het niet, zal het experiment aangaan.
Ritueel uitwuiven
Bij de aanpak van Marie Kondō hoort dat je persoonlijke bezittingen, boeken in dit geval, waarvan je besluit dat die de deur uitgaan ritueel uitwuift. Dat doe je door tegen het boek te zeggen: dag boek, bedankt voor je mooie zinnen, het prachtige verhaal, de onthutsende afloop. Het ga je goed in de wereld. Krijg maar een mooie bestemming, een liefdevollere eigenaar. Ik vind daar wel iets in zitten. Elk afscheid, van een bemind medemens of van een geliefd boek, kun je het beste door rituelen bekrachtigen. Bij een geslaagd ritueel kun je de banden met de ontslapene of het verstotene losmaken. Zo kun je verder met je leven en datgene waarvan je afstand moest nemen, kun je in je innerlijk met je meedragen. Desondanks blijf ik mijn bedenkingen houden. Voelt een door mij afgeschreven boek niet als een amputatie van mijn geest?
Behalve de invoelende methode van Marie Kondō om je te ontdoen van boeken, bestaat er een andere benadering. Die houdt in dat je jezelf een aantal vragen stelt. Hoeveel tijd heb ik nog in dit leven? Hoeveel boeken kan ik redelijkerwijs in de resterende jaren lezen? Welke schrijvers hebben grote invloed op mij gehad, van wie ik de boeken wil blijven koesteren door ernaar te kijken of ze te herlezen? Hulpmiddel bij het wegdoen: ga bij jezelf na of je de rest van je leven, althans de inschatting daarvan, wilt reserveren voor topboeken of dat je daarnaast best boeken van minder kaliber wilt lezen. Misschien zelfs prulboeken. Die vragen kunnen leiden tot een schifting, ze kunnen op een persoonlijke manier het kaf van het koren scheiden. Doe boeken weg die je cadeau hebt gekregen en die je niet aanstaan. Maak er een ander blij mee, als je vermoedt dat jij zo’n boek met tegenzin gaat lezen omdat de schrijver of diens thema je niet interesseert.
Doolhof
Als ik deze tweede aanpak overdenk, realiseer ik mij dat ik makkelijker afscheid kan nemen van non-fictieboeken dan van literaire werken. Van schrijvers die een grote impact op mij hebben gehad, zoals Marcel Proust of Juan Goytisolo, wil ik de boeken dichtbij mij houden. En voor poëzie heb ik een speciale plek in mijn hart. De gedichten van Dylan Thomas en Federico García Lorca moeten voor het grijpen blijven.
Marie Kondō heeft het over innerlijke ordening en dat klinkt mooi. Beschik je over ordenend vermogen, dan krijgen de spullen in jouw omgeving logischerwijs de plaats die ze toekomen. Ik hang niet zo aan een systematisch ingedeelde boekenkast, gerangschikt op naam of categorie. Alles staat door elkaar, onderhevig aan het toeval. Zo’n doolhof heeft zijn charme, vind ik. Elke speurtocht is een feest, want je komt onderwijl andere boeken tegen die je vergeten was. Die je openslaat en gaat lezen. Onverhoeds. Fijn om je zo door boeken te laten verrassen. Al moeten sommige op zeker moment de deur uit. Daar is in mijn geval geen ontkomen aan. Ontspullen is bevrijdend, spreek ik mij moed in. Het schept ruimte, ook in je hoofd. En er is nog altijd de bibliotheek. Een troostrijke gedachte.
Beste Jelle,
Tot nog toe prijs ik mij gelukkig dat ik bij elke verhuizing naar een groter huis ging en dus elke keer meer boeken kon bergen. Nu heb ik meer boeken dan boekenkasten, dus moet ik creatief met de ruimte omgaan.
Met vriendelijke groet,
Jan Buruma
Ik ben dan wel nieuwsgierig hoe jij creatief met de ruimte omgaat, Jan!