Skip to main content

UIT HET ARCHIEF: PROFIEL VAN ARNOLD HEERTJE

Arnold Heertje is de bekendste econoom van Nederland. Vermaard is hij vanwege zijn wetenschappelijk werk, zijn schoolboeken en zijn interviews met collega’s in binnen- en buitenland. Berucht is hij vanwege zijn ruzies, die meer dan eens leiden tot rechtszaken, en zijn mening die hij nooit onder stoelen of banken steekt.

Deze zomer zorgde prof.dr. Arnold Heertje voor het nodige rumoer door erop te wijzen dat het eindexamen economie voor het vwo ernstige fouten en slordigheden bevatte. Staatssecretaris Adelmund vroeg hij daarom de leerlingen te compenseren.

Heertje schaarde zich onmiskenbaar aan de kant van de jeugd, die nog een frisse kijk op het leven heeft. Dat blijkt ook uit zijn liaison met Niet Nix binnen de PvdA. Samen met deze groepering van politiek bewuste jongeren die de luiken van het sociaaldemocratische huis wijd willen openzetten, gooit hij de kont tegen de krib. Hij ageert tegen de komst van de Betuwelijn en pleit voor het behoud van Ruigoord, een natuurgebied bij Amsterdam dat moet plaatsmaken voor de Afrikahaven.

Heertje, lid van de PvdA, debiteert steeds meer GroenLinks-achtige standpunten. Ook al beschouwt hij de sociaaldemocratie als zijn natuurlijke habitat. Zijn overstap naar DS’70 in de jaren zeventig is gemakkelijk op te vatten als een faux pas, maar moet vooral gezien worden als consequentie van zijn kritiek op de Uyliaanse maakbaarheid van de samenleving.

Op zijn afscheidsdag als hoogleraar staathuishoudkunde prees dr. Sijbolt Noorda, voorzitter van het college van bestuur van de UvA, Heertje als “het toonbeeld van intellectuele onverschrokkenheid”. En dat leek geen gelegenheidscompliment voor iemand die het veld gaat ruimen. Noorda sprak uit ervaring.

Heertjes leermeester prof.dr. Pieter de Wolff (88) zei op die afscheidsdag over zijn gezel van veertig jaar terug: “Je was toen al een heel kritisch manneke.” Ook binnen het universitaire wereldje heeft Heertje zich altijd graag dwarsig opgesteld.

Hij neemt geen blad voor de mond. Zo was in 1981 zijn kritiek op zijn universitaire collega’s niet mals. Uit een ingezonden brief: “Ongeveer negentig procent van de wetenschappelijke medewerkers in de faculteiten is niet tot enige wetenschappelijke activiteit in staat. Zij zijn naar de universiteiten gekomen op de golven van het tumult in de jaren zestig en gelokt door de uitzonderlijke primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Zij kunnen nu stuk voor stuk worden ontmaskerd als verzuurde non-valeurs, die niet alleen hun eigen leven maar ook dat van anderen frustreren.”

Het waren dit soort uitspraken die hem bij velen niet geliefd maakte. Helaas voor hen was hij een tegenstander van formaat: een hoogstaand intellectueel én een ordinaire straatvechter. Hij stak zijn hoofd dan wel boven het maaiveld, maar het bleek niet zo gemakkelijk om dat hoofd eraf te slaan. Hij stak niet alleen met zijn scherpe pen in het rond, maar deinsde er ook niet voor terug weer eens een beroep te doen op zijn advocaat.

Door vermommingen was hij bovendien niet altijd te herkennen. Soms dook hij op als stand-up comedianZo aanvaardde hij op 14 september 1977 het ambt van buitengewoon hoogleraar in de Bommeliaanse economie, geïnspireerd op de figuur Bommel uit Maarten Toonders boeken. Het was een fakevertoning aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, waarin hij van leer trok tegen intellectuelen die de waarheid koesteren in plaats van haar te zoeken.

Heertje ageerde hiermee vooral tegen al die ‘marxisten’ aan de universiteit die als intellectuele arbeiders de klassenloze maatschappij al in het vizier hadden. Hij nam hun vocabulaire over en stuurde menig ingezonden brief naar links georiënteerde dag- en weekbladen, ook naar Folia Civitatis dat de tijdgeest goed aanvoelde. Zijn brieven ondertekende hij met het pseudoniem Henk Bontebal en ze gingen er bij de redacties in als Gods woord in een ouderling.

Toen Heertje zich naderhand bekendmaakte, kraaide hij van plezier: hij had ze er allemaal laten inlopen! Maar had hij hierdoor ook zijn gelijk gehaald? En zo ja, hoeveel was dat waard? Je kunt de tijdgeest wel op zijn staart trappen, maar er is ook de opdracht te leven, samen te leven met anderen. En dat ging Heertje, die misschien wel – in de betekenis van Adorno – vooral ‘een theoretisch persoon’ is aan de Universiteit van Amsterdam niet altijd even makkelijk af. Vanaf 1980 heeft Heertje zeven magere jaren doorgemaakt.

Het begon met de kritiek op de inrichting van de vakgroep staathuishoudkunde aan de juridische faculteit, waar Heertje als hoogleraar de scepter zwaaide. Hij maakte geen aanstalten om de vakgroep overeenkomstig de Wet universitaire bestuursvorm (WUB) samen te stellen; studenten kwamen al helemaal niet aan de bak in het vakgroepsbestuur. Vandaar dat binnen de rechtenfaculteit, de vakgroep economie i.o. (in oprichting) in de wandelgangen laatdunkend de vakgroep economie in ontbinding werd genoemd. De faculteitsraad keurde in 1981 het onderzoeksprogramma van de vakgroep economie i.o. af, omdat het uitsluitend om projecten ging van Heertje zelf.

Omstreeks die tijd ontwikkelde zich tussen Heertje en zijn medewerker Evert Schoorl een dramatische strijd. Heertje probeerde van Schoorl af te komen; als historicus kon die zijn heil maar beter elders zoeken. Maar Schoorl dorst zijn professor te weerstaan, anderen werden in het conflict meegesleurd, en er ontstond een schisma in de vakgroep economie i.o. Vergaderd werd er niet meer. De messen waren getrokken.

Schoorl schakelde op zeker moment het college van bestuur in en dat wilde van Heertje zelf weleens het fijne horen over deze kwestie. Maar Heertje negeerde de uitnodiging, en dat deed hij ook een tweede keer. Het college van bestuur, inmiddels aardig pissig geworden, stuurde Heertje nu een invitatie met een dreigende ondertoon (“Bij het niet verschijnen zullen wij helaas genoodzaakt zijn tot het treffen van passende maatregelen”).

Heertje, als door een angel gestoken, reageerde nu furieus. Hij schreef het college van bestuur onder meer: “Moet ik mij op mijn executie voorbereiden? Moet ik van de universiteit worden verwijderd na deze meer dan vijfentwintig jaar te hebben gediend? Op grond waarvan meent u mij te moeten grieven en kwetsen? Waarom maakt u zich jegens mij schuldig aan een onrechtmatige daad? Meent u werkelijk mij met stokslagen of andere vormen van geweld te kunnen dwingen tot spreken over zaken waaromtrent ik zwijg als het graf?”

Inderdaad, onverschrokkenheid. Maar in welke mate had deze vermetelheid een intellectuele component? Het heeft er alle schijn van dat grote emoties de intellectueel Arnold Heertje parten speelden. Iets wat wel vaker zou gebeuren.

Toen achthonderd rechtenstudenten op 17 december 1984 een tentamen deden en de uitslag daarvan in maart 1985 nog niet bekend was, zag het faculteitsbestuur van de rechtenfaculteit – met decaan prof.dr. J.W. Zwemmer voorop – hierin aanleiding om prof.dr. A. Heertje als vakgroepsvoorzitter tijdelijk te schorsen. Nog diezelfde maand verklaarde het college van bestuur deze schorsing nietig “omdat een dergelijk besluit geen rechtsgrond heeft in de wet”. Al eerder had Heertje dit zelf geroepen en kreeg hij dus weer eens gelijk.

De zeven magere jaren liggen inmiddels ver achter hem. De vette zijn allang aangebroken. Zeker in de jaren negentig bleef Heertjes ster rijzen aan het academisch firmament. In 1995 werd uitbundig gevierd dat hij veertig jaar in dienst was bij de Universiteit van Amsterdam. Maar de emoties spelen nog regelmatig op. Achterdocht belemmert soms het zicht. Al helemaal als er bij Heertje een bepaalde reflex in werking treedt: hij neemt dan allerlei antisemitische attitudes bij zijn tegenstander waar. Zo schreef hij Evert Schoorl, nadat deze tegenover Folia zijn visie van het beruchte conflict te berde had gebracht: “Ik kan uit uw bijdrage aan Folia alleen maar de conclusie trekken dat u zich hebt geschaard in de rijen van hen, die sinds de vroegste tijden onze vernietiging beogen.”

In een interview met Ben Haveman in de Volkskrant zei Heertje vorig jaar: “Jaren heb ik geleefd met de gedachte dat iemand je wil pootje haken. Dat heeft met de onderduik te maken.” Als achtjarig jongetje moest hij zich tijdens de bezetting verstoppen voor de nazi’s; hij was zijn leven niet zeker.

Een hoogstaande intellectueel én een ordinaire straatvechter. Wat is zijn bron van energie? Daarover geeft een interviewer uitsluitsel die altijd in iemands ziel wist te kijken. Samen met Kees Tamboer voelde Ischa Meijer in 1975 voor de Haagse Post Arnold Heertje aan de tand. Die liet het achterste van zijn tong zien: “Het gevoel dat ik na de oorlog had was: zo snel mogelijk zoveel mogelijk prestaties leveren. Ik had echt het gevoel: we zijn grotendeels weggeslagen en ik ben een van de weinigen die zijn overgebleven – en dat moet waar gemaakt worden. Het is een kwestie van terugkomen.” Hij hééft het waargemaakt, zonder twijfel.

– – – – – – – – – – – – – – – –

Dit profiel van Arnold Heertje werd oorspronkelijk gepubliceerd in Folia, 3 december 1999. De bijbehorende foto’s zijn van fotograaf Bob Bronshoff.

Jelle

Schrijver Jelle

Als journalist publiceerde ik over uiteenlopende onderwerpen, maar vooral over film, literatuur en onderwijs. Ik redigeerde boeken, tijdschriften, brochures en artikelen. Van diverse filmbladen en universiteitsbladen was ik hoofd- of eindredacteur. Bij een dagblad was ik chef kunst. Als freelancer werkte ik voor verschillende journalistenbureaus. Als ghostwriter kroop ik in de huid van anderen en schreef ik zowel persoonlijke als zakelijke stukken.

Bekijk de essays van Jelle

Uw reactie