Formateur Mark Rutte is op dit moment op zoek naar bekwame ministers en staatssecretarissen voor zijn nieuwe kabinet. Waarvandaan worden die gerekruteerd? Uit het partijkader of het bedrijfsleven? Met slechts één meerderheidsstem in de Tweede Kamer kan de nieuwe lichting beroepspolitici het beste in de eigen gelederen worden gezocht. Een pleidooi voor het politieke handwerk.
Volgens Moisés Naím zijn politieke partijen, essentieel voor het democratisch proces, steeds meer een ‘bedreigde soort’. Naím is voormalig minister van Venezuela, schrijver en columnist van de Spaanse krant El País. Zijn opiniestuk over politieke partijen als onmisbare schakel in de democratie stond op 23 september afgedrukt in Het Parool. Het artikel van Moisés Naím was een van de tien artikelen die het Amsterdamse dagblad publiceerde onder het motto: hoe houden we de democratieën overeind en waarborgen we elementaire vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting?
Het Parool presenteerde de tien lezenswaardige artikelen als een ‘World Review’. Ze verschenen eerder in The New York Times. Onder anderen Joe Biden, Jimmy Carter, Chelsea Manning en Michail Chodorkovski laten hun licht schijnen over de toestand in de wereld. Hulde voor Het Parool, de hoofdstedelijke krant die dit jaar is onderscheiden als de mooiste krant van de wereld (!) en met deze ‘World Review’ nadrukkelijk kiest voor de inhoud.
Moisés Naím wijst erop dat in de nasleep van de economische wereldcrisis de weg werd geplaveid voor het succes van niet-traditionele leiders als Donald Trump. Pregnant zegt hij hierover: ‘Dezer dagen gelden politieke partijen niet als de natuurlijke leefomgeving voor idealisten, maar als plekken voor hypocriete opportunisten, strebers en praatjesmakers. De minachting voor de traditionele politiek is intens, wijdverspreid, globaal. Daarom is de antipolitiek [cursivering van mij, JJ], de verwerping van de traditionele politiek en haar beoefenaars, zo populair.’
Partijkartel
De Italiaanse komiek Beppe Grillo en de Braziliaanse clown Tiririca neemt Moisés Naím als voorbeeld. Veelzeggend is hoe de clown Tiririca, bijnaam van Francisco Everardo Oliveira Silva, probeert om een zetel in het Braziliaanse parlement te bemachtigen: ‘Ik weet niet wat een parlementariër doet, maar als u me een zetel bezorgt, zal ik het u vertellen.’ In ons land horen we tegenwoordig ook dit soort voorwendsels. Denk aan Thierry Baudet van Forum voor Democratie en Henk Krol van 50Plus. Het zijn lieden die bij toeval in de politiek zijn gerold, zonder enige ervaring. Ze bedrijven antipolitiek omdat ze het traditionele bestel frontaal aanvallen. Ook maken we in onze tijd de opkomst van one-issuepartijen mee, zoals wederom 50Plus, maar ook de Partij voor de Dieren. De specifieke belangenbehartiging die ze voorstaan klinkt in de naam van hun partij door.
Politieke partijen staan bij het publiek niet hoog aangeschreven. Nog maar weinigen worden lid, zodat het reservoir slinkt om politici en beleidsmakers klaar te stomen voor functies in het openbaar bestuur. Momenteel (peildatum 2016) is 2,2% van de Nederlandse kiesgerechtigden lid van een politieke partij, het laagste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog (https://www.parlement.com/id/vk1fh72hnuro/nieuws/gezamenlijk_ledenaantal_politieke). Dit staat in geen verhouding tot het aantal stemgerechtigden in ons land: een kleine 13 miljoen burgers mochten op 15 maart van dit jaar voor de Tweede Kamerverkiezingen de gang naar de stembus maken. Met name politici van VVD-huize komen de laatste jaren in een kwaad daglicht te staan. Sinds 2007 zijn er maar liefst 21 strafzaken tegen VVD-politici geweest. Dat is een smet op het blazoen van de politiek.
Besturen is een kunst en dit houdt niet in dat ad-hocwerk wordt geleverd. Dat het adviserend referendum, in 2015 ingevoerd, nu door het nieuwe kabinet naar de prullenbak wordt verwezen is broddelwerk. Blijkbaar is niet goed nagedacht over wat de reikwijdte ervan kan zijn. Nu het adviserend referendum niet in de kraam te pas komt van zittende politici wordt het afgedankt. Het maakt op ons als burgers een slechte indruk.
Niettemin vormen de politieke partijen het vatenstelsel van onze democratie. Ook al denkt Forum voor Democratie daar anders over: deze politieke partij, rechtsradicaal van signatuur, pleit voor online democratische vernieuwing. Het ‘partijkartel’, een groep van zo’n tienduizend mensen, zou in ons land de touwtjes in handen hebben. Deze ‘carrièrepolitici’ zouden elkaar banen in het openbaar bestuur en de semipublieke sector toeschuiven. In een stuk in ThePostOnline van 29 september vorig jaar spreken Thierry Baudet en drie andere bestuursleden van Forum voor Democratie over ‘een systeem van coöptatie waardoor vooral meelopers en jaknikkers komen bovendrijven die het nogal eens aan visie en moed ontbreekt’. Na hun politieke loopbaan schuiven ze door naar ‘een burgemeesterspost, een topfunctie bij een zorgverzekeraar of de hoofdprijs: iets in Brussel’. Baudet en zijn kompanen hebben hier zeker een punt, lijkt mij. ‘Het is de partij die de baan regelt. De loyaliteit van de volksvertegenwoordiger ligt bij de partijtop – niet bij de kiezer. Hierdoor komen de belangen van de bevolking vaak laag op het prioriteitenlijstje terecht. Partijbelang gaat boven landsbelang,’ aldus het viermanschap in The PostOnline.
Individuele stemkastjes
Forum voor Democratie neemt de toegeworpen handschoen van Moises Naím op. Die verklaart namelijk dat we ‘een ontwrichtende innovatie nodig hebben die politieke partijen de 21ste eeuw binnentrekt’. Het is inderdaad verbazingwekkend dat we voor een belangrijk deel online onze tijd doorbrengen en dat daar door de politiek zo weinig gebruik van wordt gemaakt. Online stemmen kan niet, want dan lopen we het risico dat de stemuitslag door ‘de Russen’ wordt gemanipuleerd. Daardoor staan we bij verkiezingen nog gewoon met een rood potlood in het stemhokje.
Forum voor Democatie wil, behalve het invoeren van bindende referenda, de macht van de ‘partij-elite’ doorbreken. Door partijpolitieke benoemingen te verbieden en door het invoeren van individuele stemkastjes ‘zodat het stemgedrag van Kamerleden eenvoudig online te volgen is voor iedereen’. Alles voor de transparantie, maar het is maar de vraag of transparantie van het politieke bedrijf het hogere doel moet zijn. Zoals Paul Frissen beargumenteert in zijn boek ‘Het geheim van de laatste staat’ (2016) heeft het verlangen naar volledige transparantie totalitaire trekken. Staat en burgers varen in een democratisch bestel juist wel bij een zekere mate van geheimhouding. Iets wat niet in strijd is met het recht van de burger op informatie van de overheid: hier gaat het uitsluitend om zaken die al beklonken zijn. Openheid van zaken spreekt dan voor zich.
We leven in een representatieve democratie, wat betekent dat we eens in de vier jaar kiezen maar vervolgens onze stem in handen geven van door ons gekozenen. Die treden voor diezelfde vier jaar in een politieke functie aan en worden gaande de rit op hun daden beoordeeld. Door het zo te regelen vermijden we volksgerichten, ingegeven door oprispende woede of verontwaardiging. Gezien het impulsieve gescheld op de sociale media valt een online democratie dan ook niet aan te raden. Inherent aan onze representatieve democratie is dat de functie van politicus een beroep is, zoals Max Weber al aan het begin van vorige eeuw stelde. Ook burgers die toetreden tot de gemeenteraad zullen zich het politieke handwerk moeten eigen maken, willen ze überhaupt als gemeenteraadslid kunnen functioneren.
Achterstallig onderhoud
Natuurlijk is sprake van achterstallig onderhoud. Het ‘Huis van Thorbecke’ zie ik graag gehandhaafd, maar de Eerste Kamer zou zich weer moeten beperken tot zijn oorspronkelijke taak: het controleren van wetten die door de Tweede Kamer zijn aangenomen op hun uitvoerbaarheid. Dat de Eerste Kamer evenals de Tweede Kamer de laatste jaren pure machtspolitiek bedrijft, is een doodzonde.
Verder dienen we onder ogen te zien dat het ‘publieke domein’ van Hannah Arendt is vergroot. Die is niet langer alleen fysiek, maar tegenwoordig tevens virtueel. Veel maatschappelijk relevante interacties tussen betrokken burgers, met name jongeren, verlopen via de sociale media en dat kan niet veronachtzaamd worden. Dit raakt het punt dat Moisés Naím aankaart: ‘Om te overleven moeten politieke partijen weer leren mensen te inspireren en te mobiliseren, vooral de jeugd. Jongeren kunnen anders een minachting voor politiek ontwikkelen, of hun eventuele politieke energie richten op slechts één kwestie.’
De jeugd kan beter bereikt worden door online politieke onderwerpen onder hun aandacht te brengen. Niet door te twitteren in 140 of 280 aanslagen maar door het schrijven van prikkelende blogs, waarin politici zonder meel in de mond actuele onderwerpen belichten. Bied dan gelijk de mogelijkheid dat daarover online kan worden gediscussieerd. Elke politieke partij kan dit soort discussies modereren. Benader scholen actief om mee te doen. Het is maar een willekeurig voorbeeld om duidelijk te maken hoe internet een instrument kan zijn om de betrokkenheid van burgers bij het politieke proces te stimuleren.
Jesse Klaver is het schoolvoorbeeld van een politicus die de kracht van de sociale media onderkent. Hij heeft ze in zijn campagne voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen dan ook volop ingezet. En dat heeft hem en zijn ‘beweging’ geen windeieren gelegd: GroenLinks behaalde een winst van tien zetels in vergelijking met de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (van 4 naar 14 zetels).
Opleidingsinstituten
Opvallend is dat de politieke partij als entiteit niet wordt genoemd in onze Grondwet. Volksvertegenwoordigers worden op persoonlijke titel gekozen. Ze hoeven formeel geen verantwoording af te leggen aan een partij. De geschiedenis laat daarentegen zien dat je alleen in de Tweede Kamer komt als je lid bent van een politieke partij. Zo word je gedwongen om samen te werken met gelijkgezinden en alleen door vereniging kan een vuist worden gemaakt. Ook leer je het klappen van de zweep in zo’n politieke omgeving. Ik haalde eerder Max Weber al aan: politicus is een beroep. In een politieke partij leer je debatteren, politieke afwegingen te maken en het machtsspel te spelen dat politiek bedrijven is. Om die reden ben ik fel tegen het samenstellen van zakenkabinetten, bestaande uit alfamannetjes die hun sporen hebben verdiend op de apenrots in het bedrijfsleven. De praktijk laat zien dat de wetten van het bedrijfsleven geheel anders zijn dan die van de politiek. Vaak genoeg hebben we ceo’s die tijdelijk naar het Binnenhof verhuisden als politicus hopeloos zien mislukken. De spreekwoordelijke uitzondering is Ruud Lubbers. In het bedrijfsleven draait het om het maken van winst, in Den Haag gaat het om het realiseren van politieke doelen, getemperd door de consensuspolitiek.
Aan politici van wie de zittingstermijn is verstreken, moet duidelijk een restrictie worden opgelegd in verband met belangenverstrengeling: een baan in het bedrijfsleven die veel weg heeft van de politieke portefeuille waarover iemand in Den Haag beschikte, kan pas na minstens twee jaar worden geaccepteerd. Hier wordt, tot op de dag van vandaag, schromelijk de hand mee gelicht. Ander punt: een politieke partij waarvan je niet lid kan worden, lapt de democratie aan zijn laars en moet daarom worden verboden. Exit PVV dus.
Politieke partijen blijven van vitaal belang in een democratie. Moisés Naím omschrijft het kernachtig in Het Parool: ‘Democratieën hebben politieke partijen nodig; organisaties die sterk uiteenlopende belangen en standpunten kunnen verwoorden, die toekomstige regeringsleiders voortbrengen, en die machthebbers controleren. […] Politieke partijen zijn de opleidingsinstituten van deze leiders.’
____________________________________________________________________________
Nawoord:
Deze blog schreef ik voordat de commissie-Remkes met een ‘probleemverkenning’ voor de dag kwam (vandaag, 18 oktober). De commissie zal uiterlijk 1 januari 2019 een eindadvies uitbrengen over ‘de wenselijkheid van veranderingen in het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie’. Hoewel mijn blog zich toelegt op het belang van politieke partijen in onze parlementaire democratie komen de onderwerpen die de commissie-Remkes aanstipt opvallend genoeg overeen met die ik beschrijf. Allereerst wijst deze ‘staatscommissie parlementair stelsel’ op het ‘functieverlies’ van politieke partijen door het zeer beperkt aantal leden vandaag de dag. Hieruit worden wél onze politici en bestuurders gerekruteerd. Verder noemt de commissie de onduidelijke rolverdeling tussen Tweede en Eerste Kamer. Ook maakt de staatscommissie zich zorgen over de risico’s van digitalisering, in het bijzonder over de beïnvloeding van kiezers met digitale middelen. Hopelijk blijkt straks in het eindrapport dat de commissie-Remkes in die digitalisering juist een kans ziet om politieke partijen beter met burgers te laten communiceren. Aanbevelingen zijn welkom!
Goed artikel Jelle!
Met hartelijke groet,
Trees
>