Skip to main content

Vanuit ons land werden meer dan honderdduizend Joodse burgers door de nazi’s gedeporteerd en in vernietigingskampen omgebracht. Op uiteenlopende wijzen wordt dat gememoreerd. Met een Holocaust Namenmonument, de verhalenserie Joodse Huizen, reizende tentoonstellingen, en met herdenkingssteentjes. Minder in het oog springen de geroofde boeken die als kleinood worden teruggegeven aan verwanten van rechtmatige eigenaren. Voor nabestaanden betekent die teruggave emotioneel veel.

Het Holocaust Namenmonument van architect Daniel Libeskind is al jaren onderwerp van verhitte discussies. Het gaat hier om een muur waarop de namen komen van 102 duizend Joden en 220 Sinti en Roma. Door de nazi’s werden zij gedeporteerd en vernietigd. Wordt met dit nationale gedenkteken recht aan hen gedaan? De een vindt van wel, de ander van niet.

Van Marja Vuijsje, auteur van de familiekroniek Ons kamp en een biografie van Joke Smit, hoeft het niet zo nodig. Onlangs wijdde zij hieraan in het weekblad De Groene Amsterdammer een artikel. Op een groenstrook aan de Amsterdamse Weesperstraat zal het Holocaust Namenmonument verrijzen en dat is de plek waar de koosjere bakkerij van Vuijsjes grootouders stond, tot de grote razzia van 26 mei 1943. Vuijsje: “Het heeft iets wrangs dat ruim 102.000 omgebrachte mensen worden teruggebracht tot een bouwsteentje in een megalomaan project, en ondanks de grootte van het bouwwerk is het hopeloos ontoereikend.” Volgens haar zal het “niet lang meer duren voordat er niemand meer is met speciale gevoelens voor de individuele mannen, vrouwen en kinderen achter de namen op die verschrikkelijke namenwand”.

Rubensstraat, Amsterdam-Zuid

Stolpersteine

Namen zijn voor een buitenstaander nietszeggend als er geen invoelende verhalen achter schuilgaan. Die bewogen verhalen vinden we in de boekenreeks Joodse Huizen, waarvan nu net het zesde deel is verschenen. Het vooroorlogse Joodse leven achter Nederlandse huisdeuren wordt daarin beschreven. Voor de lezer krijgen omgebrachte mensen een gezicht doordat hun levensgeschiedenis uit de doeken wordt gedaan.

Een inkijkje in sommige levens krijgen we ook aan de hand van brieven en kaarten. Post uit de vergetelheid – Brieven en kaarten uit getto’s en nazi-kampen is de titel van een tentoonstelling die in februari 2009 in Herinneringscentrum Kamp Westerbork opende en nadien op vele andere plekken is vertoond. In het verlengde hiervan ontstond de reizende tentoonstelling Waarom schrijf je me niet – Post uit de vergetelheid, waarin het leven van vijf mensen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt verteld.

De gedenkstenen, Stolpersteine, van Gunter Demnig geven niet direct hun verhalen prijs. Deze Duitse kunstenaar plaatst ze tussen de stoeptegels voor huizen waar slachtoffers van de nazi’s hebben gewoond. Inmiddels vind je ze in veel Nederlandse gemeenten. Zelf zag ik ze de eerste keer in mijn voormalige woonplaats Edam en nu kom ik ze op trottoirs in Amsterdam-Zuid tegen. Op elke steen staan naam, geboortedatum, deportatiedatum, plaats en datum van overlijden van een voormalige bewoner. Wat zegt al die informatie op een klein steentje toevallige passanten nog?

Concrete informatie bevatten de exlibris in boeken van Joodse medeburgers. Een exlibris (latijn voor ‘uit de boeken’), is een eigendomsmerk in de vorm van een grafische afbeelding die in een boek wordt geplakt, gestempeld of gestanst. Indien in opdracht van de eigenaar door kunstenaars gemaakt, zijn het heuse kunstwerkjes. Exlibris (schrijfwijze is in enkelvoud en meervoud dezelfde) kennen een lange traditie en boeken met exlibris van Joodse bezitters vormen daarbinnen een aparte categorie. Vaak gaat het om een particuliere collectie.

Joodse exlibriscultuur

In mei vorig jaar was er in de hal van het Allard Pierson Museum een selectie van exlibris van Joodse boekenbezitters uit Amsterdam. Hoewel het een prachtige tentoonstelling bleek te zijn, was de selectie van vijftig exlibris in een onopvallende hoek geplaatst. Terwijl ik mijn ogen uitkeek en ruimschoots de tijd nam, was ik op deze plek de enige bezoeker. Vijftig exlibris nemen niet veel plaats in, dus je kon er makkelijk ongemerkt aan voorbijlopen. Toch werd aan deze kleine tentoonstelling ruchtbaarheid gegeven. Kester Freriks pakte met twee pagina’s uit in NRC Handelsblad. Hij interviewde ook samenstellers Jan Aarts en Chris Kooyman. De tentoonstelling van exlibris is gebaseerd op hun standaardwerk dat in 2017 uitkwam: Dit is mijn boek – Joodse exlibriscultuur in Nederland

In het bestek van vijftienhonderd pagina’s verzamelden zij 1.747 exlibris van 1.350 Joodse eigenaren (in hun boek spreken zij van ‘titularissen’). Zo’n vijftien jaar besteedden zij aan het opsporen van deze exlibris; niet alleen in Nederland, ook daarbuiten. In het voorwoord van Dit is mijn boek laten de auteurs weten: “Ze zaten verborgen in de vele duizenden boeken die we door onze handen lieten gaan. Of ze lagen opgeborgen in archieven, bibliotheken, musea en particuliere collecties.” De meeste boeken met een exlibris vonden ze op het Waterlooplein, de omgeving waar in de Tweede Wereldoorlog veel Joodse Amsterdammers woonden. 

De exlibris dateren van voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Recentere exlibris kwamen uit boeken van onder anderen Johannes van Dam, Benno Premsela en Willem Sandberg. Toch was de belangrijkste reden voor deze expositie, zoals Kester Freriks het omschreef, “de herinnering levend houden aan de Joden die nooit terugkeerden uit de Duitse concentratiekampen”. 

“We zijn redders van boeken en van hun bezitters, wier leven door de Shoah plots is afgekapt”, aldus de samenstellers. Chris Kooyman tegenover Kester Freriks: “Het doel van deze kleine expositie is […] tweeledig: we willen de in het niets verdwenen mensen weer een plaats in de geschiedenis geven met behulp van hun exlibris, waarmee ze zich aan de buitenwereld presenteerden. Anderzijds willen we een deel van hun cultuur vastleggen en dus behouden.” 

Biografische informatie

Aan elk exlibris werd een uitgebreide genealogie toegevoegd en, voor zover mogelijk, biografische informatie. Jan Aarts verklaarde tegenover Kester Freriks kernachtig: een exlibris is een “egodocument op het snijvlak van geschiedenis en persoonlijk levenslot”. Dat geldt bijvoorbeeld voor Rosa Manus (over wie later meer): feministe, vredesactiviste en medeoprichtster van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging. Haar exlibris is van grafica Cato Berlage en verwijst behalve naar haar naam naar oranjegezindheid, vredesactivisme en vrouwenemancipatie.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn door de nazi’s vele miljoenen boeken geroofd. Die boeken, aangevuld met brochures, brieven, pamfletten en zeldzame manuscripten uit archieven, waren afkomstig van bibliotheken en particuliere verzamelingen uit de bezette gebieden. Daarnaast is een veelvoud aan boeken, vooral uit Oost-Europa, tot pulp vermalen. Boeken en manuscripten die de nazi’s in West-Europa níet vernietigden, waren die van hun ideologische tegenstanders, zoals Joden, communisten en vrijmetselaars. Ter bestudering werden ze in ‘wetenschappelijke’ instituten ondergebracht. De ‘wereldsamenzwering’ van Joden en communisten, die als identiek werden gezien, moest aan het licht worden gebracht. Op die manier zou legitimatie kunnen worden verleend aan het nationaalsocialisme en diens expansie- en vernietigingsdrang.

Er is veel meer geschreven over geroofde kunst dan over geroofde boeken, tot op de dag van vandaag. Regelmatig duikt in de media een schilderij op waarvan wordt beweerd dat het ontvreemd is aan een Joodse eigenaar. Nazaten eisen teruggave van gestolen kunstwerken. Zo speelde begin van dit jaar de kwestie van twee schilderijen van Kandinsky: Bild met Häusern en Das Bunte Leben. Beide worden gerangschikt onder de kopstukken van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Erfgenamen van Emanuel Lewenstein zijn een gerechtelijke procedure tegen het Stedelijk Museum en de gemeente Amsterdam begonnen om de werken terug te krijgen. In 2018 oordeelde de Restitutiecommissie dat ze niet hoefden te worden teruggegeven. Zulke kwesties zijn vaak ondoorzichtig doordat eigenaren onder druk verkochten, tegen belachelijk lage prijzen. Men werd ertoe gedwongen of zag zich hiertoe genoodzaakt, vlak voor de vlucht naar het buitenland. Verder zijn er gewoonweg veel kunstwerken gestolen. 

Op dit moment onderzoekt een commissie onder leiding van voormalig D66’er Jacob Kohnstamm hoe de Nederlandse overheid omgaat met het teruggeven van door nazi’s geroofde kunstvoorwerpen aan erfgenamen van Joodse eigenaren. De commissie treedt in oktober van dit jaar naar buiten met haar evaluatie.

Roofteams

Over geroofde boeken vernemen we sporadisch. Alleen als een zeldzaam exemplaar opduikt, willen de media er weleens over publiceren. Reden: de meeste ontvreemde boeken hebben weliswaar een grote persoonlijke waarde, maar een geringe marktwaarde. Lou de Jong besteedt in zijn twaalfdelige Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog niet expliciet, of beter gezegd: niet op een systematische manier, aandacht aan boekenroof tijdens de Tweede Wereldoorlog. Boekenroof door de nazi’s behandelt De Jong daarentegen onder lemma’s als confiscatie, plundering en vorderingen. Boeken van particulieren schaart hij onder huisraad.

Gerard Aalders is een historicus die uitvoerig over roof door de nazi’s schreef. Tot 2011 was hij als onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Aalders publiceerde onder andere de trilogie Roof (1999), Berooid (2001) en Eksters (2002). In Eksters gaat het om de nazi-roof van 146 duizend kilo goud bij de Nederlandsche bank. In Roof wordt de ontvreemding van Joods bezit in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog ontrafeld. En in Berooid verhaalt Aalders over de beroofde Joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945. 

In het woord vooraf van Roof verklaart Aalders: “Wat ik in deze studie vooral wil laten zien, is de grondigheid en de systematiek waarmee de roof plaatsvond. Een ander opvallend aspect waar herhaaldelijk de nadruk op wordt gelegd, is de legale schijn waarmee de nazi’s hun plunderacties vrijwel permanent hebben omgeven.” Boekenbezit is bij Aalders een subcategorie van Joods bezit, wat niet wegneemt dat hij er uitgebreid aandacht aan besteedt. Op 1 januari 1942 werd de zogenaamde M-Aktion (Möbel-Aktion) van kracht. In de praktijk was dat niet meer dan een ordinaire inboedelroof waardoor veel Joodse particulieren hun boeken kwijtraakten. Het ging om enorme aantallen. Twee vooraanstaande nazi’s stuurden hun roofbrigades eropaf. De een was partij-ideoloog Alfred Rosenberg; de ander Heinrich Himmler, hoofd van de SS. Die twee beconcurreerden elkaar bij het stelen van waardevolle boeken. Aalders somt in Roof op wat de roofteams van Rosenberg zich zoal toe-eigenden. Een greep daaruit: de bibliotheek van het Spinozahuis in Rijnsburg, die van het Portugees-Israëlitisch Seminarium Ets Haim, de Bibliotheek Beth-Hamidrasch en de Bibliotheek van het Nederlands-Israëlitisch Seminarium. Die bibliotheken bevatten vele kostbare manuscripten.

Ook van andere ideologische vijanden van de nazi’s werd het bezit geroofd, zoals de bibliotheek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISSG) en die van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV).

Het ging de nazi’s niet alleen om boeken. De roofbank Liro (Lipmann, Rosenthal & Co) in de Amsterdamse Sarphatistraat werd opgericht om de Joodse Nederlanders vanaf augustus 1941 kaal te plukken voordat zij werden gedeporteerd. Hun geld, kostbaarheden, kunstvoorwerpen en schilderijen moesten ze daar inleveren. Aalders verbindt er in Roof een bedrag aan: “Op grond van beschikbare gegevens kunnen we ervan uitgaan dat de Duitsers de Nederlandse joden voor ten minste een miljard gulden (in de toenmalige waarde) hebben beroofd.”

Terechtstelling

Anders Rydell behandelt de door nazi’s gestolen boeken en manuscripten expliciet. Deze Zweedse journalist publiceerde in 2015 De grote boekenroof – Een zoektocht naar Europa’s verdwenen bibliotheken (Nederlandse vertaling in 2017). In reportagevorm beschrijft hij hoe bibliotheken uit Europese steden als Parijs, Rome, Thessaloniki, Vilnius en Praag zijn leeggeplunderd, verstrooid of vernietigd.

De grote boekenroof is een vlot geschreven boek, ondanks de dichtheid aan informatie. De vorm van de reportage, gelardeerd met interviews, wisselt Rydell af met informatie over de bibliotheken die hij bezoekt. Daarbij hanteert hij een historisch kader. Wij weten dat op 10 mei 1933 de beruchte boekenverbranding plaatsvond op de Bebelplatz (destijds de Opernplatz) in Berlijn. Ik wist echter niet dat in sommige andere steden de boeken op mestkarren met ossen ervoor naar het plein werden gereden, “als waren ze op weg naar een terechtstelling”. En helemaal verbazingwekkend was: “In andere [steden] werden ook boeken vastgespijkerd aan schandpalen.” Vernietiging werd een ritueel schouwspel. Boeken van ‘vijanden van het volk’, zoals Heinrich Mann, Erich Maria Remarque en Tucholsky, gingen in vlammen op. Evenals die van buitenlandse ‘decadente’ schrijvers als Frans Kafka, Ernest Hemingway en Émile Zola.

De boekverbrandingen in de jaren dertig in Duitsland kregen tijdens de oorlog een lugubere voortzetting. Geschat wordt, aldus Rydell, dat de nazi’s 100 miljoen boeken hebben vernietigd, voor het merendeel in de Sovjet-Unie. Aan die vernietiging op zo’n grote schaal lag een ideologie ten grondslag: in Oost-Europa leefden Slavische volkeren en die moesten worden onderworpen; het vernietigen van hun cultuur was daarbij een belangrijk instrument. Daarom roofden de nazi’s behalve boeken voor hun ‘wetenschappelijk onderzoek’ schoolboeken, kinderboeken en belletrie. Het boekenbestand in Polen van 350 bibliotheken ging direct naar papierfabrieken. Rydell: “De vernietiging van het Poolse letterkundig erfgoed was afgrijselijk effectief. Wetenschappelijk onderzoekers schatten dat 70 procent van alle boeken in Polen is vernietigd of door roof verloren is gegaan. Van de collecties van openbare bibliotheken en scholen ging meer dan 90 procent verloren.” Een vergelijkbare schrikbarende vernietiging van alle soorten boeken werd eveneens toegepast in andere Oost-Europese contreien, bijvoorbeeld Oekraïne.

Joodse samenzwering

In West-Europa vielen boeken en manuscripten ten prooi aan de verzamelwoede van de nazi’s. Ze werden massaal naar Duitsland getransporteerd. Het roven richtte zich hier op groeperingen als Joden, vrijmetselaars en politieke tegenstanders. SS-Brigadeführer Frans Six, die onderzoek verrichtte naar politieke tegenstanders, formuleerde de doelstelling als volgt: “Om de ideële wapens van de ideologische tegenstander te leren kennen, is het vanuit het oogpunt van wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk ons grondig te verdiepen in de geschriften die de tegenstander heeft geproduceerd.”

Joodse bibliotheken en archieven uit heel Europa werden in opdracht van Alfred Rosenberg naar het Institut zur Erforschung der Judenfrage in Frankfurt gebracht. Onderzoek moest uitwijzen dat van het bolsjewisme de ‘Joodse samenzwering’ de motor was. Voor Rosenberg kon zo de rechtvaardiging worden gevonden om het Joodse volk te verdelgen. 

Ik volsta met het aangeven van de hoofdlijnen die Anders Rydell in De grote boekenroof beschrijft. En een daarvan is beslist ook de boekenroof die zijn beslag kreeg nadát het nationaalsocialisme zijn ondergang tegemoet ging. Stalin zette een roofoperatie in gang, in februari 1945, die volgens Rydell in omvang niet voor die van de nazi’s onderdeed. Stalin wilde genoegdoening voor de verwoestingen die Duitsland in de Sovjet-Unie had aangericht. De Duitsers moesten hiervoor in natura betalen. In de praktijk betekende dit dat Duitsland werd geplunderd. Allereerst lieten de Russen hun oog vallen op kunstschatten uit musea en bijzondere boekverzamelingen. Onder meer zijn eerder door de nazi’s geroofde collecties judaïca en hebraïca uit de Preussische Staatsbibliothek naar de Sovjet-Unie overgebracht. Zogenaamde bibliotheekbrigades versleepten naar schatting 10 à 11 miljoen boeken. 

Uit een ander boek van Anders Rydell, De plunderaars – De nazi-obsessie met kunst (2013, Nederlandse vertaling in 2015) blijkt dat het Rode Leger na de oorlog in Duitsland beslag legde op 2,5 miljoen kunstwerken. Rydell in De plunderaars: “In het Poesjkin-museum, de Hermitage en andere Russische collecties en archieven bevinden zich naar schatting zo’n 250 duizend in beslag genomen voorwerpen.” Belangwekkend is dat de Sovjet-Unie, en diens latere opvolger Rusland, geen onderscheid heeft willen aanbrengen tussen kunst die van de Duitse staat werd ontvreemd en kunst die van Joden werd geroofd.

De Amerikanen lieten zich evenmin onbetuigd nadat Duitsland de oorlog had verloren. Zij plunderden de musea in het door hen bezette deel van Duitsland niet leeg, maar er gingen bijna één miljoen boeken naar de Library of Congress in Washington. En een aantal grote Amerikaanse bibliotheken vulden, aldus Anders Rydell in De grote boekenroof, hun collecties aan door beslag te leggen op veel Duitse bibliotheken.

De conclusie is dat in de Tweede Wereldoorlog het Europees erfgoed voor een belangrijk deel werd gefragmenteerd of vernietigd. De grote Jiddische cultuur in Europa is door de Holocaust weggevaagd.

exlibris van J. Asscher jr.

Judenbuch

Na afloop van de oorlog bekommerden bibliotheken en archieven in Duitsland zich niet over de herkomst van hun collecties. Terwijl wordt aangenomen dat Duitse bibliotheken zo’n miljoen geroofde boeken herbergen. Een kentering vond plaats in 1998, toen in de Verenigde Staten een internationale conferentie plaatsvond over door de nazi’s geroofde kunstgoederen. Vierenveertig landen, waaronder Duitsland, verklaarden bij die gelegenheid dat zij zich zouden inspannen om aangetroffen gestolen kunstwerken terug te geven aan de rechtmatige eigenaren of hun verwanten. Hoewel de meeste boeken niet als kunstwerk kunnen worden aangemerkt, ging de aandacht nu eveneens naar geroofde bibliotheken. Dat gold veel minder voor geroofde boeken van particulieren. 

Vast staat dat van de 5.600 gedeporteerde Joodse burgers in Berlijn de huizen werden leeggehaald, waarna door het gemeentebestuur veertigduizend boeken werden verkocht aan de Berliner Stadtbibliothek, een van de voorgangers van de Zentral und Landesbibliothek.

De intentieverklaring van bibliotheken om het eigen bestand na te lopen op geroofde boeken bleek in de praktijk niet meer dan het bewijzen van lippendienst. Zo ontdekte Detlef Bockenkamm, bibliothecaris van de Zentral und Landesbibliothek – een fusie in 1995 tussen bibliotheken in Oost- en West-Berlijn – dat zijn voorganger zo’n tweeduizend boeken had gecatalogiseerd onder de naam Fedor Jagor, een negentiende-eeuwse Duitse etnoloog. Dat werd aangeduid met de letter J. 

Bockenkamm kwam erachter dat die letter niet voor Jagor stond maar voor Judenbuch. Dat predicaat kregen de van Joden gestolen boeken. Die werden op die manier verdonkeremaand. Het verdoezelen, zelfs het uitwissen van de naam van de oorspronkelijke eigenaar werd voortgezet na de capitulatie van nazi-Duitsland. Toen kregen de van Joden geroofde boeken niet langer de letter J. Dat werd de letter G: die van Geschenk (gift). 

exlibris van Felix en Irma Levenbach

IAV

Anders Rydell gaat in De grote boekenroof slechts summier in op de plundering van het IAV, Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, dat in 1935 was opgericht. Het IAV stelde zich ten doel de kennis en de wetenschappelijke studie van de internationale vrouwenbeweging te vergroten. Het instituut beschikte over een van de oudste collecties op het gebied van de internationale vrouwenbeweging.

Op 2 juli 1940 werd het instituut door de Sicherheitspolizei verzegeld en tien dagen later, op 12 juli, helemaal leeggehaald. Ik licht deze roof eruit om aanschouwelijk te maken hoe het een gestolen collectie kon vergaan: wanneer boeken en archieven in beslag werden genomen, hoe die op verschillende plekken terechtkwamen, en hoe moeilijk het bleek om deze na de oorlog te achterhalen en terug te krijgen.

De Sicherheitspolizei ging bij de roof rigoureus te werk. Niet alleen zo’n 4.500 boeken en brochures werden in beslag genomen, ook alle archieven en het volledig beeldmateriaal. Zelfs de inboedel, zoals bureaus, typemachines en gordijnen, werd in veertig dozen meegenomen. De vraag is hoe het kwam dat de nazi’s zo snel na de bezetting van ons land hun oog lieten vallen op het IAV. Twee redenen springen in het oog. Als internationaal instituut was het in de ogen van de nazi’s suspect. Het IAV had, vooral door toedoen van zijn voorzitter Rosa Manus, een wijdvertakt netwerk. Op grond daarvan had het voor de nazi’s de reputatie communistisch en pacifistisch te zijn. Daarom werd Manus al voor het uitbreken van de oorlog door de Sicherheitspolizei als staatsgevaarlijk beschouwd. Daar kwam bij dat zij in 1936 toetrad tot het Comité van Waakzaamheid, dat publiekelijk stelling nam tegen het nationaalsocialisme. Verder was Manus Joods. Als Joodse feministe hing zij een seculiere levensopvatting aan, hoewel zij zich bewust was in de traditie van Joodse emancipatie te staan die streefde naar actief burgerschap. Gevormd door dit burgerschapsideaal zette zij zich in voor vrouwenemancipatie.

Naderhand werd duidelijk dat het RSHA, het Reichssicherheitshauptamt, van Heinrich Himmler achter de roof van het IAV zat. Het RSHA bestond uit de politieorganisaties en inlichtingendiensten van zowel de NSDAP als de staat. Ideologische vijanden werden bestreden door de Sicherheitsdienst en de Gestapo. Amt VII, de RSHA-organisatie voor ideologisch onderzoek met het nummer 7, richtte in Berlijn een bibliotheek op bestaande uit geroofde boeken in de bezette landen. Op het laatst waren dat er zo’n drie miljoen.

exlibris van I. Keesing

Archiefdepot Offenbach

Direct na de oorlog hadden de Amerikaanse strijdkrachten in Offenbach, vlakbij Frankfurt, een enorm archiefdepot aangelegd. Geroofde boekencollecties werden daar naartoe gebracht en gepoogd werd om de gestolen waar te sturen naar de rechtmatige eigenaren in Europa. Toen in 1947 een paar dozen van het IAV naar Amsterdam terugkeerden, gebeurde dat waarschijnlijk vanuit het archiefdepot in Offenbach.

In Berlijn, waar enorme aantallen boeken in verwoeste gebouwen werden aangetroffen, werd in juni 1945 het initiatief genomen om hiervoor een verzamelpunt, Bergungsstelle genaamd, voor waardevolle boekbestanden te creëren. Het verzamelen van in totaal twee miljoen boeken gebeurde met de bedoeling om de Berlijnse bibliotheken – die op hun beurt waren geplunderd, vooral door de Russen – weer van collecties te voorzien. In de Bergungsstelle werd de vindplaats van elk boek wél genoteerd. Er werden in totaal 211 vindplaatsen in kaart gebracht en voor het opsporen van boeken van het IAV leken de nummers 15 en 18 van het grootste belang. Nummer 15 stond voor de geroofde bibliotheek van het RSHA, het Reichssicherheitshauptamt van Heinrich Himmler, en nummer 18 voor die van het Deutsches Frauenwerk, de nazi-vereniging voor vrouwen.

Het leek aannemelijk dat de gestolen bibliotheek van het IAV vanuit Amsterdam naar de locatie van het RSHA, Amt VII, in Berlijn was gebracht. Nummer 15 van de Bergungsstelle gaf daar echter geen uitsluitsel over. Naspeuringen leidden althans tot niets: IAV-stempels werden in boeken niet aangetroffen. 

In 1948 werd Gertrud Scholtz-Klinck, het hoofd van de nazi-vrouwenorganisatie gearresteerd en die bekende dat zij tijdens de oorlog zo’n vijfhonderd boeken van het IAV in haar Berlijnse bureau had. De bibliotheek van het Deutsches Frauenwerk, nummer 18 van de Bergungsstelle, moet de plek zijn geweest waar verreweg het grootste deel van de IAV-boekencollectie naartoe ging. Maar wat gebeurde er vervolgens mee?

In 1966 ontdekte een bibliothecaris in Tsjecho-Slowakije het IAV-stempel in vier boeken. Waren die daar vanuit archiefdepot Offenbach terechtgekomen?

Archiefdozen uit Rusland (foto Atria)

Habbekrats

Roof, opdeling en verdonkeremaning, dat is het lot van veel door de nazi’s geroofde boekencollecties en archieven. Vooral van Joodse burgers, die voordat ze werden gedeporteerd en vernietigd al hun eigendommen moesten afgeven. Of die gedwongen werden deze voor een habbekrats te verkopen, waardoor de schijn van een geldige kooptransactie werd bewerkstelligd.

Dit is nog niet het hele verhaal. In navolging van de nazi’s begonnen de Russische troepen te plunderen nadat nazi-Duitsland was verslagen. Boekencollecties en archieven moesten eraan geloven en werden als oorlogsbuit naar de Sovjet-Unie versleept. En zoals gezegd maakten de Russen daarbij geen onderscheid tussen goederen van nazi-Duitsland en die van bestolen Joden. 

De DDR maakte het minstens zo bont. Toen de Oost-Duitse natie, vazalstaat van de Sovjet-Unie, om valuta verlegen zat werden vanaf de jaren zestig massaal door de nazi’s geroofde boeken en collecties verkocht aan boekhandelaren in het Westen.

In 1992 berichtte historicus Marc Jansen in NRC Handelblad dat de Russische autoriteiten bereid waren om meer dan dertig archiefcollecties terug te geven. Ook archieven van het IAV maakten daar deel van uit. Het Rode Leger had de oorlogsbuit meegenomen uit het door de Sovjet-Unie bezette gedeelte van Duitsland. Toch ging de teruggave niet zonder slag of stoot. Koningin Beatrix moest er tijdens een bezoek aan Rusland in 2001 aan te pas komen om de druk op te voeren. Het gevolg was dat in 2002 tweeëntwintig archieven terugkeerden, en een jaar later negen archieven. Het bleek dat waardevol archiefmateriaal van het IAV meer dan een halve eeuw in Moskou was ondergebracht, zoals dat van IAV-president Rosa Manus.

Op de Amerikaanse conferentie in 1998 over de teruggave van nazi-kunst werden landen niet verplicht om actief te zoeken naar roofkunst. Veel bibliotheken, musea en archieven steken zodoende tot op de dag van vandaag geen poot uit om oorspronkelijke eigenaren te traceren. Het liefst willen ze hun roofgoed behouden. Het is zelfs erger: ze ontkennen dat er sprake is van roofgoed.

Binnen de Berlijnse Zentral und Landesbibliothek werd een andere weg ingeslagen. Onderzoekers Sebastian Finsterwalder en Peter Prölß startten in 2009 een project om het hele bestand op gestolen boeken na te vlooien. Tijdens een conferentie op 4 december 2015 van Atria, het kennisinstituut over emancipatie en vrouwengeschiedenis dat uit het IAV is voortgekomen, vertelde Prölß nauwgezet het verhaal hoe Finsterwalder en hij negen boeken en een exlibris van het IAV ontdekten in het depot van de Zentral und Landesbibliothek. Prölß: “Een boek na zoveel jaar thuisbrengen, is een geweldige ervaring.”

exlibris van Rosa Manus

Exlibris Rosa Manus

Dat exlibris in kwestie was van Rosa Manus. Het maakte deel uit van een verzameling van vijfhonderd exlibris die Finsterwalder en Prölß aantroffen in een map, zonder verwijzing naar titels en collecties. Zonneklaar was dat die uit boeken waren genomen. Een collega wist zich te herinneren dat boekbinders in de jaren zeventig en tachtig de opdracht kregen bij boekrestauraties exlibris en elk andere verwijzing naar de oorspronkelijke eigenaar te verwijderen. Dat maakte het uiterst moeilijk om een exlibris aan een boek te koppelen. 

Gelukkig was er een belangrijke aanwijzing: nummer 18 van de Bergungsstelle, de bibliotheek van het Deutsches Frauenwerk.  Dat in combinatie met het stempel van het IAV leidde naar het desbetreffende boek van Rosa Manus. Daarna konden acht andere boeken van het IAV onder nummer 18 worden opgespoord. Dat was overigens geen sinecure: hoe kun je constateren dat een boek waaruit alle sporen zijn gewist toebehoort aan, in dit geval, het IAV? Toch lukte het bij deze negen boeken, omdat er onbekende boekenplankcodes in voorkwamen. Die werden geïdentificeerd als codes die het IAV gebruikte. Niettemin blijft het een moeizaam en tijdrovend proces om een boek te identificeren. Er staan ongetwijfeld meer boeken van het IAV in de depots van de Zentral- und Landesbibliothek Berlin. Afgelopen week is daarin weer een boek van het IAV opgespoord. 

Finsterwalder en Prölß hebben de database Looted Cultural Assets aangelegd, op dit moment bestaande uit een titellijst van meer dan 3.200 boeken waarop de verdenking rust dat die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de rechtmatige – veelal Joodse – eigenaren zijn onttrokken. Behalve de Zentral- und Landesbibliothek zijn er zeven andere bibliotheken aangesloten bij de database. De gestolen boeken zijn, in geld uitgedrukt, van geringe waarde. Voor nabestaanden hebben ze daarentegen grote persoonlijke waarde. Vaak is zo’n boek het enige dat aan hun omgebrachte familielid herinnert. De database ruimt plaats in voor korte biografieën van eigenaren wier naam is achterhaald. Zo valt te lezen dat de stadsbibliotheek van Hannover in 2019 een boek van Liese Dreyer aan de erfgenamen heeft teruggeven. Het boek is van Jacob Bührer en heet ‘Junger Wein und zwei andere Novellen’ (Leipzig 1923).

De korte biografie luidt:

“Liese Dreyer (geboren 1895 in Rietberg/Westfalen) was sinds 1930 directeur van het Joodse weeshuis in Paderborn. Nadat de bouw van het weeshuis begin 1942 door de nationaalsocialistische lokale autoriteiten was onteigend, werd Dreyer in mei 1942 gedwongen om samen met 21 kinderen naar de Israëlitische tuinschool in Ahlem bij Hannover te verhuizen. Vanaf het najaar van 1941 was de tuinbouwschool een centraal verzamelpunt voor de deportatie van Joden uit het gebied van het Gestapo-hoofdkwartier in Hannover, hoewel het onderwijs tot eind juni 1942 kon worden gehandhaafd. Liese Dreyer werd, net als de meeste van de 21 kinderen, in 1943 gedeporteerd naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz en daar vermoord.”

In de stadsbibliotheek van Hannover was het boek van Dreyer in november 1945 opgenomen als ‘geschenk’ van de Gestapo.

De database Looted Cultural Assets is een zinvol initiatief en al honderden boeken zijn aan nabestaanden teruggegeven.

cover boek van Liese Dreyer

Bruggenbouwer

Aan de hand van de IAV-collectie zien we hoe een unieke collectie boeken en archieven door toedoen van de nazi’s jammerlijk uiteen is gevallen. De meeste boeken zijn niet teruggevonden. Ze staan ergens op boekenplanken of ze zijn vernietigd. Van de archieven is, vanuit Rusland, het nodige teruggekeerd. Toch ontbreekt nog veel. De archieven uit Rusland geven inzicht in de vooroorlogse – internationale – vrouwenbeweging, de eerste feministische golf. In het teruggevonden archief van het IAV zit onder andere de uitvoerige correspondentie van Rosa Manus met haar vele buitenlandse contacten. Op die manier kunnen we ons een beeld vormen van deze eerste president van het IAV, die verder bestuurslid was van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht en de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid. Met haar sociale vaardigheden en organisatietalent was zij een bruggenbouwer. Zij was ongetwijfeld de belangrijkste Nederlandse feministe van het Interbellum. Op 16 augustus 1941 werd Rosa Manus gearresteerd en waarschijnlijk in maart 1942 in Bernburg vergast. 

Als aan de hand van een exlibris het spoor terug wordt gevonden naar de rechtmatige eigenaar van een boek is dat niet minder dan een belevenis. Peter Prölß verwoordde die ervaring. Iemand krijgt haar of zijn naam terug. Het moedwillig uitgewiste leven van diegene kan misschien gereconstrueerd worden. Als dat lukt, is dat een triomf. Bovenal getuigt elke teruggevonden naam waarachter een levensverhaal schuilgaat van respect tegenover diegene die deze naam ooit droeg. Daarom is de database Looted Cultural Assets die Finsterwalder en Prölss hebben aangelegd tevens een monument voor de Joodse burgers die slachtoffer werden van de terreur van het nationaalsocialisme. 

Het is een manier om hen te gedenken. Net zoals een verhalenreeks Joodse Huizen, reizende tentoonstellingen en herdenkingssteentjes dat doen. En een Holocaust Namenmonument. Ik ben het daarom niet eens met Marja Vuijsje dat dit herdenkingsmonument een ‘verschrikkelijke namenwand’ gaat worden. Ja, deze namenwand is ontoereikend en ja, voor verreweg de meeste omgebrachte mannen, vrouwen en kinderen koesteren we, door het verstrijken van de tijd, niet langer speciale gevoelens. Laten we echter niet vergeten dat achter elk van die 102 duizend namen een leven schuilgaat van lief en leed, dat nietsontziend is omgebracht. 

___________________________________

De afbeeldingen van de ex-libris zijn van de exlibris-tentoonstelling in het Allard Pierson Museum, mei 2019.

Literatuur:

Jan Aarts en Chris Kooyman. Dit is mijn boek – Joodse exlibriscultuur in Nederland. Uitgeverij De Buitenkant, Amsterdam 2017.

Anders Rydell: De grote boekenroof – Een zoektocht naar Europa’s verdwenen bibliotheken. Uitgeverij Atlas Contact. Amsterdam 2017.

Anders Rydell: De plunderaars – De nazi-obsessie met kunst. Uitgeverij Atlas Contact. Amsterdam 2015.

Bennie Vlaskamp: Post uit de vergetelheid – Brieven en kaarten uit getto’s en nazi-kampen. M.m.v. Mirjam Huffener en Arie van Dalen. Compaan uitgevers, Maassluis 2010.

Gerard Aalders: Berooid. Uitgeverij Boom. Amsterdam 2001.

Gerard Aalders: Roof. Sdu Uitgevers, Den Haag 1999.

Voor de casus van het IAV zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

Myriam Everard: Rosa Manus (1881-1942) – Tussen joodse emancipatie en vrouwenemancipatie. In: Tijdschrift voor Biografie. Najaar 2017.

Annette Mevis: De sluiting en het weghalen van de inboedel van het IAV in 1940. Atria, Amsterdam 2003/2016.

Anandi Schelfhout: Raubgut: Confiscated Heritage. 80 years collection IAV conference – Atria, 4 december 2015. Report of the speech by Peter Prölß, researcher on suspected Nazi-confiscated objects in the collection of the Weimar Foundation.

Heike Schroll: Die ‘Bergungsstelle für wissenschaftliche Bibliotheken’ und andere Quellen zur Provenienforschung der Berliner Bibliotheken im Landesarchiv Berlin. In: Raubgut in Berliner Bibliotheken. Workshop des Regionalverbands Berlin-Brandenburg des Vereins Deutscher Bibliothekare am 12 Juni 2006. Zentral- und Landesbibliothek, Berlin 2007.

Francisca de Haan: Getting to the Source. A ‘Truly International’ Archive for the Women’s Movement (IAV, now IIAV): From its Foundation in Amsterdam in 1935 to the Return of its Looted Archives in 2003. In: Journal of Women’s History, Vol. 16 No. 4, 2004.

Jelle

Schrijver Jelle

Als journalist publiceerde ik over uiteenlopende onderwerpen, maar vooral over film, literatuur en onderwijs. Ik redigeerde boeken, tijdschriften, brochures en artikelen. Van diverse filmbladen en universiteitsbladen was ik hoofd- of eindredacteur. Bij een dagblad was ik chef kunst. Als freelancer werkte ik voor verschillende journalistenbureaus. Als ghostwriter kroop ik in de huid van anderen en schreef ik zowel persoonlijke als zakelijke stukken.

Bekijk de essays van Jelle

Uw reactie