Volgens Jan Terlouw is de ideologie onzichtbaar geworden in de Nederlandse politiek. De nestor van D66 deed zijn uitspraak in een interview op zaterdag 22 juli in de Volkskrant. Maar hoe kunnen politici weer ideologische bezieling geven aan hun partijen? Toch niet alleen door zich op ‘rechtvaardigheid’ te beroepen, zoals Terlouw stelt? Laten ze liever met een aansprekend verhaal komen over de inrichting van de samenleving.
De 85-jarige Jan Terlouw, ‘still alive and kicking’, weet al driekwart jaar de aandacht op zich te vestigen. Best knap voor een politicus die al geruime tijd aan de zijlijn staat. Terlouw publiceerde eind vorig jaar het boekje ‘Het touwtje uit de brievenbus & Katoren revisited’ en werd vervolgens door de media uitgenodigd om zijn punt te maken, onder andere in het televisieprogramma ‘De wereld draait door’.
Jan Terlouw maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in onze maatschappij en hij gebruikt het pakkende beeld van het jaren-vijftig-touwtje uit de brievenbus, als icoon van een tijd waarin mensen nog vertrouwen in elkaar stelden. In mijn jeugd hadden we ook zo’n touwtje, hoewel je bij ons eerst je hand in de gleuf moest steken om aan de binnenkant van de brievenbus het touwtje te vinden. Dat moest je dus maar weten.
Vertrouwen
Het hedendaags gebrek aan vertrouwen zou volgens Terlouw ten grondslag liggen aan het populisme, Trump en de Brexit. Het valt te prijzen dat een oud-politicus nog tot een vlammend betoog in staat is over kwesties als het klimaat, gemeenschapszin (‘broederschap’, aldus Terlouw) en het beteugelen van de vrije markt. Terlouw treedt in de voetsporen van andere politieke coryfeeën, zoals Ruud Lubbers (CDA) en Dries van Agt (CDA): op latere leeftijd, milder gestemd, tonen ze zich geëngageerder dan tijdens hun politieke loopbaan. Het verweer van Terlouw in genoemd vraaggesprek in de Volkskrant, overigens een dubbelinterview met journaliste Annabel Nanninga: ‘Ik ben niet linkser geworden, de samenleving werd rechtser.’
Dat de samenleving gestaag rechtser is geworden, waag ik te betwijfelen. Uitslagen van Tweede Kamerverkiezingen over de afgelopen vijftig jaar tonen aan dat rechtse partijen altijd de meerderheid van de zetels binnenhaalden. In de jaren zeventig was het kabinet-Den Uyl het meest linkse kabinet, en dat kon pas worden gevormd toen politici van KVP en ARP toetraden. Laten we het onder ogen zien: we leven in een land waarin de meerderheid van de bevolking ‘rechts’ stemt. Nederland is een conservatieve natie, ondanks al het gekoketteer met immateriële thema’s als genderneutrale toiletten en het opleggen van informele aanspreekvormen in het openbaar.
Niettemin is ‘vertrouwen’ van wezenlijk belang voor een welvarend land. Francis Fukuyama voerde dat al aan in ‘The social virtues and the creation of prosperity’ (1995, in het Nederlands vertaald als ‘Welvaart’). De Amerikaanse politicoloog wees er in zijn boek op dat culturele factoren, in het bijzonder de mate van vertrouwen in een democratische samenleving, grote invloed hebben op de welvaart en economische groei van een staat. Met name de ‘civil society’, het maatschappelijk middenveld, speelt hierbij een belangrijke rol en het ondernemerschap en het verenigingsleven zijn uitdrukking van dit vertrouwen.
Simplistisch beeld
Uit het pas verschenen rapport ‘De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden’ van de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) blijkt dat het maatschappelijk midden in onze tijd nog steeds stabiel is. Hoewel er een kwetsbaar segment bestaat: mensen met een routinematige, administratieve baan of een verzorgend of dienstverlenend beroep. ‘Zij hebben een grotere kans op baanverlies of een laag inkomen’, aldus het rapport. Dit onderste segment van de middenklasse, met name middelbaar opgeleide mbo’ers, heeft met lager opgeleiden (personen met alleen vmbo of basisonderwijs) gemeen dat hun vertrouwen in de overheid is afgenomen. Ze voelen zich onzeker over hun maatschappelijke positie en worden gedreven door onbehagen. Ze hebben het gevoel geen grip te hebben op hun eigen toekomst. Nogmaals uit het rapport: ‘Zij zijn zeer kritisch over immigratie, open grenzen, en hebben een gering vertrouwen in de EU en de Tweede Kamer.’ De meest recente cijfers wijzen uit dat lager opgeleiden 32% van de bevolking vormen, middelbaar opgeleiden 33% en hoger opgeleiden 34%.
Deze analyse lijkt overeen te komen met het vorige week gepubliceerde internationale onderzoek naar populisme. In de Volkskrant van 24 juli wordt Tim de Beer aangehaald, die voor Kantar Public in Nederland onderzoek deed naar populisme: ‘Mensen met een lage opleiding zijn veel sceptischer en wantrouwend.’ Over het algemeen is er nog steeds vertrouwen in de democratische instituties, maar minder in de politici. In het Kantar Public-onderzoek zegt 15 procent uit frustratie te stemmen. Hoger opgeleide kiezers zouden vooral uit overtuiging stemmen, lager opgeleide kiezers stemmen eerder uit protest. Onderzoeker De Beer: ‘Tegenstemmers in Nederland komen uit bij anti-establishmentpartijen als de Partij voor de Dieren, Denk, 50Plus en de PVV.’
Zoals Jan Terlouw een simplistisch beeld schetst van de jaren vijftig met z’n touwtje uit de brievenbus (de dreiging van een derde wereldoorlog was nooit ver weg), zo rijdt internationaal onderzoeksbureau Kantar Public een scheve schaats als het gaat om ‘tegenstemmers’. Op dit punt is niet sprake van objectieve analyse maar van subjectieve interpretatie. Het is bijvoorbeeld niet plausibel dat de Partij voor de Dieren garen spint bij proteststemmers. Ik denk dat deze partij onderwerpen bepleit die door een gevestigde partij als PvdA niet eerder, althans zo geprononceerd, in het program is opgenomen. Kiezers van de Partij voor de Dieren stemmen, in een snel veranderende wereld, ergens vóór, namelijk voor een humane behandeling van dieren.
Aansprekend verhaal
Als we het politieke landschap in ons land in ogenschouw nemen, begrijpen we waarom politieke partijen steeds minder houvast bieden. Verkiezingsbeloftes worden ingetrokken of niet nagekomen, politiek gevoelige onderwerpen worden door politici behandeld als praktische problemen, en de politieke partijen ontberen een visie op de toekomst, een ‘groot verhaal’. Onze politici profileren zich als managers (‘technocraten’), maar de kiezers zien liever daadkrachtige democratische leiders, zo blijkt uit het Kantar Public-onderzoek. Dat verklaart ook waarom burgemeester Eberhard van der Laan zo wordt bewonderd. Naar aanleiding van zijn optreden afgelopen zondag bij het televisieprogramma ‘Zomergasten’ waren de reacties alom positief. Hij zou ‘puur’ zijn, ‘oprecht’, ‘gedreven’, en hij is ‘een bruggenbouwer’. In ‘Zomergasten’ zei Van der Laan dan ook dat hij een ‘verbinder’ is, iemand die als burgemeester voortdurend in gesprek wil zijn met zijn stadsgenoten. Naar aanleiding van dit televisieoptreden wordt Van der Laan in de media afgeschilderd als een ‘bezield’ politicus.
Met Jan Terlouw denk ik dat de Nederlandse politiek door ideologische bezieling een ‘boost’ zou kunnen krijgen. Een bezielend verhaal kan gekoppeld worden aan maatschappelijke issues. Zo’n verhaal is altijd verankerd in het politieke krachtenveld tussen ‘links’ en ‘rechts’. Volgens sommigen zou dat onderscheid niet langer relevant zijn, maar die mening deel ik niet. Nog steeds wordt het verschil tussen linkse en rechtse partijen allereerst gevormd door opvattingen over economische thema’s. Aan de linkerkant van het politieke speelveld gaat het in dit verband om solidariteit en sociale gelijkheid, aan de rechterkant om de autonomie van het individu en ondernemerschap.
Behalve dat positie wordt ingenomen binnen dit economische spectrum zijn er de – materiële en immateriële – speerpunten waarmee politieke partijen zich profileren, zoals onderwijs of ‘voltooid leven’. Een duidelijk verband tussen positie en speerpunten ontbreekt veelal. Partijen zouden hun program beter voor het voetlicht kunnen brengen, en wel in de vorm van een samenhangend ‘verhaal’ waarmee ze de verbinding met burgers intensiveren. Precies dát doet Eberhard van der Laan.
Helaas heeft Van der Laan weinig navolgers. Zoals parlementair Ariejan Korteweg vandaag, 1 augustus, in een opiniestuk in de Volkskrant zegt: ‘De diepgewortelde neiging om verschillen te verdonkeremanen en overeenkomsten te benadrukken is de essentie van onze politieke cultuur.’ Het maakt het mogelijk dat in ons ‘land van minderheden’ coalities worden gesmeed tussen politieke bloedgroepen die ogenschijnlijk tegenover elkaar staan, zoals PvdA en VVD. Maar, in de woorden van Ariejan Korteweg, mensen ‘kiezen […] geen politici om verschillen toe te dekken’. Het verschil doet ertoe. Wat mij betreft kan dat dus het beste worden vormgegeven in een samenhangend verhaal, een visie op de inrichting van de maatschappij.
Opschudden
De PvdA zou het sociaal contract tussen laag- en hooggeschoolden weer in ere moeten herstellen. De partij zou, het WRR-rapport indachtig, zich vooral moeten bekommeren om ongeschoolden, laaggeschoolden en mbo’ers. Om hun maatschappelijke positie te verbeteren, zouden hoger geschoolden financieel (door middel van belastingheffing) een veer moeten laten. Op grond van deze solidariteit tussen verschillende klassen kunnen andere politieke issues worden bepleit. Laat de PvdA haar ideologische veren weer ópschudden en niet langer afschudden, zoals partijleider Wim Kok in 1995 voorstelde.
GroenLinks kan het milieu en het klimaat centraler stellen. Andere maatschappelijke thema’s kunnen eraan worden gelinkt. Voorbeeld: mensen ontvluchten hun land niet alleen vanwege de politieke situatie daar, maar tegenwoordig ook vanwege de klimaatverandering (droogte). Het investeren in irrigatie kan een aanpak van deze problematiek zijn. Ander voorbeeld is de circulaire economie waarin producten en grondstoffen worden hergebruikt. Het concept van de circulaire economie is nog pril, maar heeft vele politieke implicaties.
De Partij voor de Dieren zou zich beter kunnen profileren door te stellen dat onze omgang met dieren iets zegt over het niveau van onze beschaving. Een humane omgang met mens en dier zou nadrukkelijker het uitgangspunt kunnen zijn, waar andere politieke issues betrokken bij kunnen worden. Voorstel: verander de naam van de partij in HP, Humane Partij.
De SP zou zich opnieuw moeten uitvinden. Het program van deze partij wordt ontleend aan het socialistische gedachtegoed. De SP toont zich vooral als de antipartij van de gevestigde partijen. Gekozen wordt, althans in de beeldvorming, eerder voor de straat dan voor het parlement. Als de SP over haar schaduw weet heen te springen, kan de partij zich effectiever op sociale rechtvaardigheid richten. Dat behelst niet langer het socialisme, wat een relict uit de vorige eeuw is, maar gewoon het nastreven van sociale gelijkheid. Voorstel: handhaaf de naam SP, maar laat het de afkorting zijn van Sociale Partij. Hierdoor komt de partij gelijk af van het imago een belangenpartij in engere zin te zijn, waarbij andere maatschappelijke groeperingen bij voorbaat worden uitgesloten.
Voor het gemak voeg ik D66 toe aan het rijtje van linkse partijen, hoewel deze partij zich uitsluitend op immaterieel vlak als progressief profileert. De laatste jaren heeft D66 de nodige kroonjuwelen ingewisseld. De partij was eerder pleitbezorger van de invoering van het referendum, maar na het Oekraïne-referendum horen we daar niets meer van. Na het controversiële plan met orgaandonatie, nog steeds niet in stemming gebracht in de Eerste Kamer, heeft D66 nu de verhitte discussie over ‘voltooid leven’ aangezwengeld. De partij heeft zelfbeschikking van het individu hoog in het vaandel, maar wedijvert daarmee met de VVD. Beter zou zijn als D66 zich, nog meer dan nu, ontpopt als voorstander van de Europese Unie. Of beter gezegd: de belangen van maatschappelijke groeperingen en het nationale bedrijfsleven in de internationale context plaatst. Dit is aansprekender dan ‘het autonome individu’ als vertrekpunt te nemen. Dat is zelfs ronduit misleidend. Als kosmopolitische partij richt D66 zich in de eerste plaats op hoger opgeleiden in de steden. Laat daar geen misverstand over bestaan.
Verscherpt profiel
Ik beperk mijn denkexercitie tot de linkse partijen, maar ook voor elke partij aan de rechterkant van het politieke spectrum zou een aansprekend en samenhangend ‘verhaal’, een visie op de inrichting van de maatschappij, te bedenken zijn. Zoals gezegd verscherpt dat het profiel van een partij en wordt voorkomen dat politieke onderwerpen op een postmoderne manier worden verwoord. Dat wil zeggen: gefragmenteerd en onsamenhangend.
Politici zouden zo’n aansprekend verhaal met lef moeten brengen. Niet in de taal van de manager, niet sprekend met meel in de mond, maar zoals Eberhard van der Laan dat doet: oprecht en gedreven. Het kan ertoe leiden dat het vertrouwen in de politieke partijen en politici toeneemt. Van wezenlijk belang, want vertrouwen is – weten wij van Francis Fukuyama – het noodzakelijke fundament van een florerende democratie. Het anachronistische beeld van een touwtje uit de brievenbus hebben we daarbij niet nodig. We kunnen beter vooruitkijken.
P.S. Dit is vanwege mijn zomervakantie voorlopig mijn laatste blog. Eind augustus ga ik weer door!