Op televisie worden we met infotainment om de oren geslingerd. Het nieuws geserveerd in een saus van amusement. En de laatste tijd wordt het van kwaad tot erger. Journalisten wordt zelfs het werk uit handen genomen. Zo kan het gebeuren dat showbizzmaster Paul de Leeuw de talkshow Op1 presenteert.
Geen kwaad woord over Paul de Leeuw. Hij is een gelauwerd televisieman die met al zijn amusementsprogramma’s een breed publiek weet te bereiken. Een journalist is hij echter niet. Dat blijkt als we hem als vragensteller in Op1 zien schutteren. Journalisten vormen weliswaar geen beschermde beroepsgroep – iedereen kan zich ervoor uitgeven – maar het is niettemin een vak. Daarom zijn hbo-opleidingen journalistiek opgericht. Gezien de complexiteit van onze samenleving hadden dat beter universitaire bachelors kunnen zijn, omdat je bij uitstek in die leeromgeving een scherp analytisch vermogen en een gedegen onderzoekvaardigheid ontwikkelt. Zodoende zijn aan de universiteit journalistieke specialisaties, zoals eenjarige masters, in het leven geroepen en nemen landelijke dagbladen als NRC en de Volkskrant bij voorkeur redacteuren aan met een academische achtergrond.
Grijnzen
Kijkend naar de presentatoren van Op1, die als tweespan wisselend de signatuur van de verschillende omroepen vertegenwoordigen, is Paul de Leeuw niet de enige die een journalistieke opleiding ontbeert. Talitha Muusse heeft daar evenmin een diploma van. Zij presenteert Op1 op de zondagavond namens KRO-NCRV, gelukkig samen met de op journalistiek vlak gepokt en gemazelde Sven Kockelmann. Of neem Giovanca Ostiana, thuis in de muziek. Zij zit namens de Evangelische Omroep op de dinsdagavond als presentatrice in Op1. Samen met de journalistieke rot Tijs van den Brink. Blijkbaar heeft de leiding van Op1 bedacht dat het een goed idee is om naast een ervaren journalist iemand als presentator te zetten die je buurman of buurvrouw zou kunnen zijn. Iemand die onbevangen vragen stelt, niet gehinderd door een beroepsmatige sceptische houding.
Hans Maarten van den Brink, in het verleden hoofdredacteur televisie van de VPRO en directeur van het Mediafonds, bond op 22 januari in een opiniestuk in NRC de kat de bel aan. Hij stelde: “De problemen van Op1 staan niet op zichzelf, ze spiegelen die van de Nederlandse publieke omroep als geheel, die alleen op het oog samenhang vertoont en onder het motto ‘pluriformiteit’ liever meningen brengt dan feiten – en steeds weer beklemtoont dat ze alleen met amusement een breed publiek kan bereiken. Dus moet en zal ook de journalistiek in de eerste plaats amusant zijn, een eis waaraan slechts een handvol programma’s weet te ontsnappen – wat ze prompt op het verwijt komt te staan ‘links’ of anders wel ‘elitair’ te zijn.”
Hij kreeg in dezelfde krant bijval van een andere televisiecoryfee. Hans Laroes, van 2002 tot 2011 hoofdredacteur van het NOS Journaal, die zich in een opiniestuk op 28 januari eveneens keerde tegen ‘het kijkcijfersucces’ Op1, het praatprogramma dat gemiddeld een miljoen kijkers trekt door de voorkeur te geven aan meningen boven het behandelen van feiten. Meningen roepen veel meer dan feiten emoties op – wat de kijkcijfers omhoogstuwt. Laroes verwijst naar een recente Op1-uitzending van WNL-presentatoren Jort Kelder en Welmoed Sijtsma, waarin Thierry Baudet en ‘diens joker’ Van Haga vrij baan kregen om onzin uit te kramen over de lockdown. De presentatoren speelden voor stommetje en een andere gast, NRC-columniste Rosanne Hertzberger, voelde zich genoopt om de twee FvD’ers te confronteren met concrete feiten en correcte cijfers. Presentator Jort Kelder zat erbij te grijnzen. Herzberger noemde de uitzending achteraf ‘bullshitbingo’.
Op 13 februari maakte Kelder het nog bonter door op NPO Radio 1, i.c. in zijn radioprogramma Dr Kelder en Co, zijn boezemvriend Mark Rutte ‘te interviewen’. Kelder: “Heb je eigenlijk wel vrij gehad vorig jaar?” Rutte: “Ik ben één nacht bij jou op Terschelling geweest.”
Dertig seconden
Onvermeld mag de talkshow De vooravond niet blijven, die onder het motto ‘Met een eigenzinnige kijk op de actualiteit en rubrieken’ op de buis is te zien. Ook hier een koppel, Renze Klamer en Fidan Ekiz. De laatste, die ooit de opleiding journalistiek in Utrecht volgde, moet de principes van het journalistieke metier enigszins vergeten zijn. Zij profileert zich door haar eigen meningen over het voetlicht te brengen. Daarbij kan ze behoorlijk te keer gaan. Maaike Bos zei daarover in haar tv-column in dagblad Trouw op 16 februari: “Van mij mag ze vinden wat ze vindt, het lijkt me alleen niet bij de baan horen. Wat is het toch met meningen dat die door alle voegen heen moeten barsten? Feiten zijn heilig, meningen gratis, leer je als journalist.” En zij vervolgt: “Haar positie van nationaal vragensteller met 1,25 miljoen kijkers deze maandag is al mooi op zichzelf. Geef dan iedere gast het gevoel dat de interviewers open staan voor zijn of haar visie. […] Bij Fidan Ekiz denk ik: betrokken luisteraar, scherpe vragensteller, maar er kan een moment komen dat de gast niet de volgende kritische vraag, maar de wind van voren krijgt. Wil je uit een gast halen wat er in zit, dan is dat misschien niet de weg.”
In talkshows als Op1, Jinek en M worden gasten gedwongen in summiere bewoordingen hun verhaal te doen. Is iemand níet kort van stof, dan wordt hij of zij afgekapt door de presentator. Gasten worden geacht te spreken in soundbites. Iets vergelijkbaars zullen we ongetwijfeld zien op 28 februari bij het verkiezingsdebat op RTL4. De ervaring leert dat het strak geregisseerde format politici nauwelijks toestaat om een standpunt uit te leggen. Met als gevolg een kakofonie van oneliners in een vervreemdende kijkshow. Meer zal het waarschijnlijk niet worden, en al helemaal geen debat.
Dat het anders kan, bewijst het zondagse interviewprogramma Buitenhof, dat aanhaakt bij actuele maatschappelijke en politieke thema’s. Gasten krijgen de gelegenheid om hun zegje te doen en worden niet al te snel de mond gesnoerd.
Ridiculiseren
Het bespreken van het nieuws hoeft amusementswaarde niet uit te sluiten. Als vanouds kan satire een probaat middel zijn om het nieuws te analyseren. Zo beweert comedian Teun van den Elzen in een interview met NRC op 17 februari: “Het fijne van humor is dat een grap soms meer zegt dan een lange analyse. Dat je denkt: verdomd, op het ministerie zijn het net een stelletje kleuters. Daarnaast kan satire de macht ridiculiseren, tegen de schenen schoppen, machthebbers een tikkie vermenselijken, waardoor je kritisch blijft.”
Van den Elzen, afgestudeerd als politicoloog, maakt onder de naam Saaie Kutpolitiek, satirisch politieke video’s die hij plaatst op YouTube en Instagram. Van den Elzen: “Mensen vinden het volgen van politiek saai en kut. Door dat te erkennen, hoop ik dat ze de ironie snappen en juist wel willen kijken.” In de video’s draait het in de eerste plaats om de inhoud. Volgens Van den Elzen zijn de grappen de smeerolie om de kijker vast te houden. En hij slaagt daar ronduit goed in. Knap hoe hij op humoristische wijze, geraffineerd gemonteerd, in zes (!) minuten de Toeslagenaffaire uitlegt.
Van hetzelfde laken een pak is het satirische televisieprogramma Zondag met Lubach, waarin cabaretier Arjen Lubach de actuele week in dertig minuten ‘remixt’. ‘Laat ondergesneeuwde verhalen smelten en maakt brekend nieuws weer heel’, staat met recht op de site van het programma. De pretentie dat het programma regelmatig de politieke agenda bepaalt en moeilijke onderwerpen simpel weet uit te leggen, maakt het zeker waar.
Satire is evenwel iets anders dan amusement. Het draagt amusement in zich, maar valt er niet mee samen. Satire gaat altijd om het ridiculiseren van de inhoud van een onderwerp. Het is de hedendaagse variant van de hofnar in de middeleeuwen, die onverdroten de koning met zotheid de waarheid om de oren slaat.
Talkshow Op1 is geen satirisch televisieprogramma. Het nieuws wordt geserveerd in een saus van amusement. Bij het format gaat het om effectbejag: de veelheid van opinies dienen niet om feiten toe te lichten, maar om emoties op te roepen – wat bij de kijkers tot grotere betrokkenheid moet leiden. De terreur van de kijkcijfers is doorslaggevend voor het succes van deze en andere talkshows. Tot overmaat van ramp worden voornamelijk de usual suspects uitgenodigd: een kleine kring van ‘bekende Nederlanders’ rouleert langs alle talkshows. Max Pam lichtte dat op 10 februari geestig toe in zijn column in de Volkskrant: “Er wordt geen ruchtbaarheid aan gegeven, maar het is algemeen bekend dat de redacties van alle Nederlandse talkshows eenmaal per week samenkomen om te bespreken welke Bekende Nederlanders zullen worden uitgenodigd. Deze bijeenkomst overstijgt de scheiding tussen de publieke en de commerciële omroep.”
Effectbejag
Hans Maarten van den Brink wijst er in zijn bovengenoemd opiniestuk op dat de NPO het standpunt huldigt dat vooral Heel Holland bakt en Expeditie Robinson de Nederlanders werkelijk verbindt. Amusementsprogramma’s dus. Is het maken en uitzenden van dit soort programma’s de primaire taak van de publieke omroep? Nee toch? NPO-voorzitter Shula Rijxman, afkomstig uit de evenementenbranche, en PvdA’er Martijn van Dam die, na staatssecretaris van economische zaken in het kabinet Rutte-II te zijn geweest, toetrad tot de raad van bestuur van de NPO, vinden van wel.
De politiek houdt tot op de dag van vandaag de publieke omroep in een houdgreep. Bezuinigingen stapelen zich op bezuinigingen en die moeten worden goedgemaakt door meer inkomsten uit reclames te halen. De publieke omroep dient volgens deze opvatting een commerciële koers te varen, waarbij vanzelfsprekend voor adverteerders de kijkcijfers leidend zijn. Het verschil tussen de politieke en commerciële omroep is daardoor zoek. En wat krijg je dan? Juist, talkshows waarin feiten ondersneeuwen door gekrakeel van opiniemakers.
Kijk je naar wat de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s over de status van de publieke omroep zeggen, dan gaat het ze vooral om het behoud van de pluriformiteit en de diversiteit. De PVV keert zich daar echter faliekant tegen. Deze rechts-nationalistische partij beschouwt de publieke omroep als vehikel voor het multiculturalisme, in handen van ‘de links-liberale elite’. Wat de PVV betreft wordt de publieke omroep in zijn geheel afgeschaft.
Achter de pluriformiteit en diversiteit die partijen als GroenLinks, D66 en CDA voorstaan, schemert de aloude verzuilingsgedachte. Uiteenlopende doelgroepen moeten worden bediend, maar ook de regio’s. D66 is voorstander van een reclamevrije publieke omroep. Tegelijkertijd vindt deze partij dat de publieke omroep met de commerciële omroep moet gaat samenwerken, met als doel het creëren van een platform voor alle Nederlandse programma’s, documentaires en speelfilms.
Het is duidelijk dat al deze politieke partijen een vinger in de pap willen houden bij de publieke omroep. Alleen de VVD lijkt daarvan af te wijken. Die wil klip en klaar een onderscheidende publieke omroep die zich richt op de kernonderwerpen nieuws, cultuur en educatie en zo reclameluw mogelijk is op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Zo zou het natuurlijk moeten zijn. Wie had dat gedacht: ik ben het een keer volmondig eens met de rechts-liberale partij.
Ja, Jelle, een verfrissende blog: bedankt, je slaat de spijker op de kop!
Heldere analyse Jelle. Het programma Op1 is een product van de verzuiling en de wens om veel kijkers te trekken. Kwaliteit in de vorm van goede journalistiek en het informeren van de kijker zijn daaraan ondergeschikt.
Dat raakt de kern van mijn stuk, Kees. Ben het dus volledig met je eens.