Skip to main content

Mijn ‘long reads’ zijn voor lezers die niet terugdeinzen voor een lap tekst. Onderwerpen pak ik nu eenmaal grondig aan. De laatste tijd waag ik mij daarnaast aan korte stukken, van rond de vijfhonderd woorden, die verschijnen op Facebook. Voor degene die niet op dit sociale medium zit en ook weleens de korte baan prefereert, staan er nu op deze plek twaalf ‘short reads’ klaar. Tegels worden gelicht in Amsterdam-Zuid en daarbuiten.

Onherkenbaar

In de hal van het Amsterdams Stadsarchief is ‘Déjà vu’ te zien, de fototentoonstelling van Erik Klein Wolterink over het veranderende Amsterdam. Het gaat hier om een selectie van zijn beeldcolumn in Het Parool. Van plekken uit de stad waarvan archieffoto’s bestaan, schoot de fotograaf hedendaagse foto’s. Zo zie je hoe de stad door de tijd heen een ander aanzien heeft gekregen.

Neem nu het Museumplein, dat tot 1997 tussen het Concertgebouw en het Rijksmuseum werd doorsneden door de kortste snelweg van Nederland (en misschien wel van de wereld). Tegenwoordig smeedt een grote grasmat het Rijks, het Van Gogh en het Stedelijk tot het Museumkwartier. Overdag kan het er druk zijn, als toeristen er na museumbezoek uitrusten. Maar ’s avonds is het welhaast verlaten, zodat je er rustig je hond kunt uitlaten.

Museumplein tot 1997 en anno nu.

De tentoonstelling Déjà vu roept bij mij de herinnering op aan een uitspraak van Rudy Kousbroek dat niets zoveel melancholie opwekt dan de weg te kennen in een huis dat er niet meer is. Als ik door de Ferdinand Bolstraat fiets, waar ik lange tijd op nummer 117 (driehoog) heb gewoond, denk ik regelmatig aan die ontboezeming van Kousbroek. Op die plek staat nu een appartementencomplex – alsof het er altijd heeft gestaan. Alleen ik weet beter, denk ik dan. 

Voor het huis was een tram- en bushalte en eens in de week stond daar Simon Carmiggelt te wachten, samen met zijn poedel, op de eerstvolgende tram. Hij begaf zich dan naar zijn huis aan het Weteringplantsoen, slechts een paar halten verderop, nadat hij om de hoek in de Van Ostadestraat onder het neonlicht van het daar gelegen biljartcentrum had gebiljart. Een heel andere locatie dan de donkerbruine kroegen uit zijn cursiefjes. Het biljartcentrum is, met Carmiggelt, alweer geruime tijd van de aardbodem verdwenen. Tegenwoordig is in dat gebouw een hotel gevestigd.

Veel plekken in Amsterdam zijn voor mij onherkenbaar veranderd, maar ze blijven ‘lieux de mémoire’, plaatsen van liefdevolle herinnering.

[16-09-2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Nullijst

Aleid Truijens bracht in haar Volkskrant-column naar voren dat de OBA, de Amsterdamse openbare bibliotheek, een zogenaamde nullijst hanteert. Op die lijst staan titels, het gaat om liefst 400 duizend boeken in het depot, die zelden tot nooit worden uitgeleend. Dat depot is het voorportaal van de dood, aldus Truijens. Boeken die op deze nullijst staan, zullen worden weggedaan of vernietigd. Wie dat wil, kan een boek komen ophalen. 

Aleid Truijens noemt twee boeken die zij in beeld kreeg en had kunnen redden. Een van die twee is ‘De overlevende’ (1968) van Ed. Hoornik.

Ed. Hoornik!, veerde ik op toen ik dat las. Zou die nog in onze boekenkast staan? Per slot van rekening hebben we in de loop der jaren, vanwege ruimtegebrek, dozen vol boeken naar opkopers gebracht of gewoon weggegeven. En ja hoor, zelfs twee titels van deze auteur prijken op een van de schappen. Behalve ‘De overlevende’ staat er ‘De vingerwijzing’ (1969), broederlijk naast elkaar. In beide romans staat het personage Kuyll centraal. In de eerste roman wordt deze hoofdpersoon gekweld door zijn verleden als gevangene in een nazi-concentratiekamp. In de tweede roman gaat het in ander verband ook om obsessieve herinneringen van de gelijknamige Kuyll.

Zijn het boeken die de tand des tijds niet hebben kunnen doorstaan en verdienen ze het om niet meer gelezen te worden, nee, zelfs uitgewist te worden? Ik zou zeggen van niet.

Ed. Hoornik is inmiddels voor velen een vergeten figuur, maar tijdens zijn leven (hij stierf in 1970) stond hij in het middelpunt van het Amsterdamse literaire leven. In zijn huis aan de Prinsengracht hield Hoornik een literaire salon, bezocht door tal van schrijvers en dichters. Zijn ene dochter trouwde met K. Schippers, de ander met J. Bernlef. Een echte schrijversfamilie dus.

Hoornik was bevriend met Gerrit Achterberg, die hij bewonderde. En terecht, Achterberg is een van de grootste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw. Onlangs kreeg ik van een vriend diens verzameld werk cadeau dat hij in een straatboekenkastje had aangetroffen. Zo kan het de poëzie van een toonaangevende dichter vergaan. Gelukkig niet vernietigd maar weggedaan. Opdat het boek een tweede leven mag krijgen.

De verzamelde poëzie van Ed. Hoornik was de eerste dichtbundel die ik aanschafte. Dat moet in de jaren zeventig zijn geweest en ik lees er nog steeds af en toe in. Die blijft staan in de boekenkast, tot ik ga hemelen. Zou die, bedenk ik mij opeens, ook op de nullijst van de OBA staan? Mij vergaat de lust dit uit te zoeken.

Ooit had ik het voornemen een biografie over Ed. Hoornik te schrijven. Het is er niet van gekomen. Ik werd in beslag genomen door andere dingen en los daarvan ben ik een stukjesschrijver. Toen ik zijn tweede vrouw, Mies Bouhuys, eens in datzelfde huis aan de Prinsengracht interviewde – niet over haar man maar over iets heel anders – speelde ik met de gedachten haar het idee van een biografie over Ed. Hoornik voor te leggen. Zelf had zij het boek ‘Het is maar tien uur sporen naar Berlijn’ (1985) gepubliceerd, waarin zij over haar leven met hem verhaalt; met een keuze uit zijn werk. Maar ik hield het voor me. 

Aleid Truijens bekent dat zij ‘De overlevende’, het boek dat op de OBA-nullijst staat, niet heeft gered. Ze is het niet gaan ophalen. Toch zal het boek niet worden uitgewist. In ieder geval beschik ik nog over een exemplaar. En dat blijft zo.

[21-08-2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Manon Fraikin

Zonnestraal

Het jaar is ruim op weg en ondertussen zijn alweer heel wat bekende en onbekende Amsterdammers heengegaan. In Het Parool staat de onvolprezen rubriek Ten slotte, waarin overledenen worden geportretteerd. Hierin verscheen onlangs een selectie van stadsgenoten die ons de eerste helft van dit jaar zijn ontvallen. Zoals de bekende fotografe Bertien van Manen, Jan Otten die eigenaar was van sekstheater Casa Rosso, Theo Heuft die luxebordeel Yab Yum runde, en schrijver en schilder Jan Cremer die met zijn opzienbarende roman ‘Ik Jan Cremer’ het literaire wereldje opschudde.

Ook onbekende Amsterdammers die gingen hemelen komen in de rubriek Ten slotte aan bod, zoals de extraverte Manon Fraikin, caissière in Albert Heijn aan het Museumplein in Amsterdam-Zuid. Haar plotseling overlijden op 11 maart, zij stierf op 51-jarige leeftijd na een kort ziekbed aan alvleesklierkanker, sloeg bij de vaste clientèle van deze ondergrondse supermarkt in als een bom. Televisiepersoonlijkheid Chantal Janzen maakte er als vaste klant melding van op Instagram, waar ze een grote schare volgers heeft. Janzen noemde caissière Manon, die meer dan twintig jaar achter de kassa zat, ‘een kleine energiebom, een geluksinjectie, een zonnestraal’. Zij kon je op een grauwe dag opbeuren. 

Als bewoner van het Museumkwartier bezoek ook ik regelmatig Albert Heijn aan het Museumplein. En ook ik heb de nodige ervaringen gehad met Manon, die zichtbaar hield van haar werk. Meestal is er slechts één bemande kassa geopend in deze grote supermarkt die veel door toeristen wordt bezocht. De bedoeling is dat je als klant vooral van een van de vele snelscankassa’s gebruikmaakt om je boodschappen af te rekenen. Menig toerist kiest dan liever voor de kassa met een caissière waar zich vaak een lange rij vormt. Manon knoopte altijd op luide toon met iedereen een praatje aan en tot mijn verbazing wist ze haar mond te roeren in meerdere talen. Dat viel in goede aarde bij de klanten uit den vreemde. Ja, zij was ook in Spanje en Italië geweest en had er dit en dat meegemaakt. Vaak stak ze hele verhalen af.

Net als Chantal Janzen koos ik er regelmatig voor om in de rij bij haar kassa te gaan staan om even contact te maken met Manon. Als ik mijn boodschappen op de lopende band legde, zei ze bijvoorbeeld: “Met permissie, maar dit gaan we dus helemaal anders doen.” Mijn boodschappen werden dan kordaat zo gerangschikt dat eerst de zwaardere producten in de boodschappentas belandden en vervolgens de lichtere.

Ook filosofische ontboezemingen waren haar niet vreemd. Zij vertelde naar hartenlust hoe zij op een existentiële manier in het leven stond. Manon was een intelligente vrouw, die bruiste van het leven. Ik neem aan dat zij door persoonlijke omstandigheden weinig geschoold was, maar haar intelligentie vond een spontane uitweg via de kassa. Een aangename beleving voor klanten. 

Albert Heijn aan het Museumplein is na haar overlijden niet meer de oude. Achter de kassa zit tot op heden niet langer zo’n kleurrijk figuur als Manon Fraikin. Wat wil je ook, die zijn schaars gezaaid. De lange rij voor de kassa mijd ik voortaan en verkies tegen heug en meug een van de zielloze zelfscankassa’s. En tot overmaat van ramp wordt mijn boodschappentas bijna altijd gecontroleerd. Het zal mijn kop wel wezen. 

Het wachten is op een waardige opvolger van Manon achter die ene bemande kassa, die ze wat mij betreft wel naar haar mogen vernoemen: de Manon Fraikin-kassa. Een mooie manier om de nagedachtenis aan haar levend te houden.

[14 juli 2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Gezin in Iran

Opdoeken

Door de geruchtmakende verkiezingen in Engeland en Frankrijk is navenant nieuws wat ondergesneeuwd, namelijk dat in Iran vorige week de als gematigd geprofileerde kandidaat Masoud Pezeshkian de presidentsverkiezingen won. 

Pezeshkian heeft zich wél loyaal verklaard aan ayatollah Khamenei, die de scepter zwaait in het land. Maar ja, hij kan niet anders dan lippendienst belijden aan deze geestelijk leider. Zou hij dat niet doen, dan was hij waarschijnlijk niet eens in de gelegenheid gesteld om mee te doen aan de verkiezingen. Iran is een religieuze dictatuur waarin het regime zich door repressie overeind houdt. Politieke tegenstanders worden opgesloten, gemarteld en meer dan eens geëxecuteerd.

De opkomst bij deze presidentsverkiezingen lag rond de vijftig procent, wat niet bepaald hoog is. Maar toch al meer dan de 41 procent van een paar maanden geleden, bij de parlementsverkiezingen. Veel mensen zagen er in maart van dit jaar geen heil in om de gang naar de stembus te maken. Er zou toch niets veranderen. Nu, in juli, hadden toch wat meer stemgerechtigden hun hoop gevestigd op Pezeshkian, die in ieder geval geen hardliner is. Hij wil de wet versoepelen die verordonneert dat vrouwen in het openbaar een hoofddoek moeten dragen. En hij wil de banden met het Westen aanhalen om de strenge sancties te verlichten.

Het Iraanse regime lijkt op zijn retour. De steun van de arme bevolking in de steden, zoals in het zuiden van de hoofdstad Teheran, neemt af. De middenklasse leeft privé in een eigen domein, afgewend van het openbare leven (achter gesloten deuren worden uitbundige feestjes gehouden). Daardoor komt de steun voor het regime nog voornamelijk van de plattelandsbevolking. En ook daar schijnt de loyaliteit aan de machthebbers af te kalven. Niet alleen door de opgelegde sancties leven veel Iraniërs in armoede, maar ook door de tweedeling in de maatschappij. Degenen die vooraanstaande posities binnen het regime bekleden, hebben zich puissant verrijkt. En dat geldt ook voor het leger, dat bijvoorbeeld de hand heeft gelegd op veel onroerend goed.

Toen ik in 2018 met een club geïnteresseerden in architectuur een rondreis door Iran maakte, werden we op straat regelmatig aangesproken door Iraniërs. Wij in het Westen, in Nederland, hebben veelal een vertekend beeld van het land: meestal wordt het vereenzelvigd met het religieuze, wrede regime dat ziedend tegen Grote Satan, de Verenigde Staten, fulmineert. Of tegen Kleine Satan, Israël, dat van de aardbodem moet worden geveegd, met de hulp van terroristische organisaties als Hezbollah.

Dankzij films van hedendaagse regisseurs, zoals Jafar Panahi en Mohammad Radoulof, heeft elke filmliefhebber een kijkje kunnen nemen in de Iraanse samenleving. Ook daar spelen, zoals elders, relatieproblemen. Daarnaast worden op subtiele wijze de onophoudelijke repressie en de ondraaglijke bureaucratie aan de kaak gesteld. Die regisseurs maken hun films met gevaar voor eigen leven. Zo werd Rasoulof dit jaar veroordeeld tot acht jaar cel en een onbekend aantal zweepslagen. Gelukkig wist hij op tijd het land te ontvluchten. Met filmer Dariush Mehrjui liep het slechter af: hij werd vorig jaar in zijn huis doodgestoken, evenals zijn vrouw.

Tijdens de reis door Iran kwamen we alleen maar vriendelijke burgers tegen. Ze wilden weten hoe wij in het Westen leven en vooral waren ze geïnteresseerd in de Verenigde Staten, waarvan ze dachten dat dit een land van melk en honing is. Een beeld dat nogal haaks staat op het door de propaganda verspreide beeld, dat van de Grote Satan. 

Opmerkelijk was dat niemand zich waagde aan een gesprek over de politieke situatie in het land. Blijkbaar hield men zich uit angst op de vlakte. Wel wilde iedereen graag op de foto. Ik denk om duidelijk te maken: wij zijn met onze hartenwensen ook maar gewone mensen.

Te hopen valt dat de nieuwe president Masoud Pezeshkian hun vrijheid, in het bijzonder die van vrouwen, enigszins kan verruimen. Dat die zich buitenshuis kunnen ontdoen van hun hoofddoek.

[08-07-2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Gezien in de Amsterdamse Prinses Margrietstraat.

Tof

Het vertrouwen in de overheid is met name onder lager opgeleiden gestegen, berichtte onderzoeksbureau Ipsos. Dit heeft vooral te maken met het gegeven dat veel stemmers uit deze groep hebben gestemd op een van de vier partijen die momenteel de coalitie vormen, in het bijzonder de PVV. Men voelt zich eindelijk vertegenwoordigd. 

Kijken we naar de achtergrond van de huidige leden van de Tweede Kamer dan lijkt dit te kloppen. Om mij te beperken tot drie voorbeelden: Max Aardema (PVV) werkte bij de politie, Vincent van den Born (PVV) diende als beveiliger en boa, en Harm Holman (NSC) was veertig jaar melkveehouder. Het zijn nu eens niet alleen mensen die economie, bestuurskunde of politicologie studeerden. De vraag is echter of deze historische coalitie de beloften in het hoofdlijnenakkoord kan waarmaken. 

Zoals bekend zei VVD’er Hans Wiegel destijds, wijzend naar Den Uyl: ‘Sinterklaas bestaat, daar zit hij!’ Achteraf bleek het kabinet-Den Uyl helemaal geen gat in de hand te hebben. En het opeenvolgende kabinet-Van Agt I wél, waarin Wiegel vicepremier was. Dezelfde vraag hangt nu weer boven de markt: gaat het kabinet-Schoof voor Sinterklaas spelen, terwijl er vele miljarden bespaard dienen te worden? We zullen zien of partijen als PVV en NSC hun sociaaleconomische beloften (‘bestaanszekerheid’) gaan waarmaken. Zo niet, valt niet uit te sluiten dat een deel van hun huidige aanhang teleurgesteld afhaakt.

Niet eerder in de parlementaire geschiedenis heeft ons land zo’n rechts kabinet gehad. Om met Rutte te spreken: om je vingers bij af te likken. Maar toen hij dat in 2010 zei, op het moment dat zijn eerste kabinet gedoogsteun kreeg van de PVV, wist hij nog niet dat het nog veel rechtser kan. Rutte, die Wilders consequent buiten de deur hield, zal hoogstwaarschijnlijk niet langer zijn vingers aflikken. Hoewel hij als voormalig premier de nieuwe coalitie publiekelijk niet afvalt. Integendeel, zo prijst hij zijn apolitieke opvolger Dick Schoof de hemel in. Hij wil hem geen dolk in de rug steken, dat zal de reden zijn. Hoffelijk natuurlijk.

Het is trouwens opvallend dat Ipsos consequent spreekt over lager opgeleiden. Ik dacht dat daarvoor de aanduiding praktisch opgeleiden inmiddels was ingeburgerd (tegenover theoretisch opgeleiden). Lijkt mij correcter, omdat bij werken met je handen ook intelligentie om de hoek komt kijken. Alleen is dat een andere intelligentie dan theoretische. Helaas staat die intelligentie van timmerlui en loodgieters lager aangeschreven in onze maatschappij. Ten onrechte. Groot respect heb ik voor ambachtslieden die iets moois van materialen kunnen maken. Waarom zou iemand die bloedeloze rapporten schrijft bij voorbaat hoger aangeschreven staan en een beter salaris moeten krijgen?

Ik kan mij helemaal vinden in de tekst op een canvasdoek dat lange tijd tegenover de mooiste villa van Amsterdam stond, in de Prinses Margrietstraat. Op weg naar het Beatrixpark, de hondjes voorop in de fietsmandjes, fietsten we er vaak langs. De tekst luidde: ‘Niet ieder kind wordt later arts of advocaat. Leer je kinderen dat het oké is om met je handen te werken en toffe dingen te bouwen.’ 

De regering kan een loonbeleid voeren dat de salarissen van praktisch en theoretisch geschoolden meer met elkaar in balans brengt. Dan zal vast en zeker bij praktisch opgeleiden het vertrouwen in de overheid verder toenemen. Geld is de smeerolie voor gelijkheid.

[05-07-2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Kabinet-Den Uyl

Stram

Zoek de verschillen aan de hand van non-verbale communicatie. Aan de ene kant het kabinet-Den Uyl bij het aantreden in 1973, het meest progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft meegemaakt. Aan de andere kant de aftrap van het kabinet-Schoof, het meest rechtse kabinet ooit. In het midden resp. koningin Juliana en koning Prins-Willem Alexander, beiden de handen keurig, bijna devoot, gevouwen voor het lichaam. Bij de crew van Den Uyl zie je ongedwongenheid, op deze officiële kiek richt Den Uyl gewoon het woord tot Juliana. Ontspannen gezichten. Lang niet elke minister kijkt in de camera, waardoor het lijkt dat op het moment van de klik lang niet iedereen poseert. Het gezelschap staat dicht op elkaar, wat onderling vertrouwen uitstraalt.

Kabinet-Schoof

Kijk nu naar de staatsiefoto van het kabinet-Schoof. De ministers staan stram in het gelid, met de blik naar voren. Een zeker informaliteit is ver te zoeken. Opvallend is de onderlinge afstand, alsof het nog coronatijd is. Elke minister staat als het ware op een eiland. Het is ieder voor zich, verbondenheid drukt deze foto niet bepaald uit. VVD’er Sophie Hermans houdt zelfs de ogen gesloten.

In het kabinet-Den Uyl was het trouwens lang niet altijd koek en ei, maar de ploeg hield het toch bijna vier jaar vol. Afgaand op de beeldtaal van het kabinet-Schoof kun je je afvragen hoeveel cohesie er is. De voortekenen op de foto zijn niet gunstig. Maar wie weet, de gedreven ambitie om een hardvochtig immigratiebeleid op poten te zetten (‘het strengste ooit’), is de gemeenschappelijke deler. Dat die weinig blijk geeft van medemenselijkheid doet er niet toe.

[03-07-2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Muurkunst in de Amsterdamse Hondecoeterstraat.

Polarisatie

Dezer dagen was in het nieuws dat in de Amsterdamse Diepenbrock-buurt de duurste huizen staan. Dat verbaast mij niets. Een jaar geleden was dat ook al zo. Bijna dagelijks wandelen we met onze hondjes Dollie en Tommie, op weg naar het Beatrixpark, langs de met veel groen omzoomde stadsvilla’s waarvan de waarde minstens twee miljoen is. Weg van het hectische stadsgewoel heerst in deze buurt de weldadige rust van het kerkhof. Hier woont de hogere middenklasse.

Ook in mijn eigen buurt, het Museumkwartier, zijn de huizenprijzen niet van de lucht. Sky high. En de Nederlandse Bank berichtte dat de huizenprijzen de komende jaren nog verder stijgen. Grenzend aan de Frans van Mierisstraat, de Hondecoeterstraat en de Nicolaas Maesstraat bevindt zich Depot Zuid. Ooit was dit een pakhuis van meubeltransportbedrijf De Gruyter & Co. Later gebruikte het Rijksmuseum het als kunstopslag. En pasgeleden werd het reusachtige pand een appartementencomplex. Van binnen is grootscheeps verbouwd, met de duurste materialen, de gevels zijn schitterend gerenoveerd. Vorig jaar ging een appartement weg voor 5,5 miljoen en een ander dit jaar voor 3,5 miljoen.

Appartementencomplex Depot Zuid, gezien vanuit de Amsterdamse Nicolaas Maesstraat.

Lange tijd werd door de verbouwing kunst aan de overzijde van de Hondecoeterstraat aan het zicht onttrokken. Er stond een bouwkeet voor. Daar aan de blinde muur is weer een muurschildering zichtbaar geworden, van Dr. Rat, een van de eerste graffitikunstenaars in de stad. Al eerder in 2013, moesten een hulstboom en omliggende struiken danig gesnoeid worden om het gemeentelijk kunstwerk, want die status heeft het gekregen, licht en lucht te geven.

Wat er te zien valt? De tekst D.D.T. 666, geschilderd met witte verf, naderhand door iemand rood ingekleurd. D.D.T. staat voor Dutch Dirty Trix 666 en is een verwijzing naar de gelijknamige nachtclub voor punkers in de Sarphatistraat. 

Dr. Rat was het pseudoniem van Ivar Vics (1960-1981), die om de hoek bij zijn ouders in de Nicolaas Maesstraat woonde. Met kwast en stift versierde hij de hele stad met graffiti. Dat is allemaal verdwenen, vandaar dat men deze proeve van vroege graffiti heeft betiteld als ‘street art’. Een oude marxist zou zeggen dat daarmee deze van oorsprong illegale graffiti, als verzetsdaad tegen de gevestigde orde, is ingekapseld, dus onschadelijk gemaakt binnen het kapitalistische systeem. 

Eind jaren zeventig, de tijd van de krakersrellen, was Dr. Rat een bekende punker en graffiteur. In 1981 overleed hij, 21 jaar oud, aan een overdosis heroïne. Toch is hij niet vergeten. Twee jaar terug werd zijn muurschildering in opdracht van de gemeente gerestaureerd.

Er is nog meer gekalkt op die blinde muur in de Hondecoeterstraat. Onder de tekst D.D.T. 666 staat al lange tijd de toegevoegde tekst: MOET DOOD. Het verhaal wil dat dit door een boze punker is gedaan nadat hij de club was uitgezet. 

Blijf je wat aandachtiger turen naar deze street art, dan valt er nog meer te bewonderen. Naast een elektriciteitskast links van de muurschildering van Dr. Rat hangt onopvallend een spreuktegeltje. De tekst gaat zo:

‘Had to have high, high hopes for a living/ Don’t know how but I always had a feeling/ I was gonna be that one in a million/ Always had high, high hopes.’

Eronder een hartje met aan weerszijden de initialen van mij onbekende personen. Het gedicht zal niet voor de getormenteerde Ivan Vics bedoeld zijn, maar het lijkt toch ook op hem toepassing. 

Links van de elektriciteitskast staat een andere tekst op de muur: EAT THE RICH. Met het anarchisme-teken A.

Aan de ene zijde van de Hondecoeterstraat het gebouw Depot Zuid van de nouveau riche, aan de andere zijde op een blinde muur teksten van lieden aan de zelfkant en van het straatprotest. De polarisatie in onze maatschappij kan niet beter worden verzinnebeeld.

[7 juni 2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Entree van verslavingskliniek Jellinek in de Amsterdamse Jacob Obrechtstraat.

Bekommernis

In de Volkskrant las ik een indringende reportage over de Amsterdamse verslavingskliniek Jellinek. Het had gelijk mijn aandacht, want ik woon om de hoek. Verslaafden komen in steeds zorgwekkender toestand aan bij de Jellinek. Meer dood dan levend. 

Door dit artikel dwaalden mijn gedachten af naar de tijd dat ik in De Pijp woonde, een van de vele adressen in de stad waar ik onderdak vond. In de Van Ostadestraat, op de eerste etage. Boven mij woonde een sympathieke buurman die bij de Jellinek werkte. Elke dag kwam hij rond de klok van vijf thuis en dan hoorde ik boven mij gedurende een uur oorverdovende muziek, die vanwege het dunne plafond door mijzelf leek te worden afgespeeld. Meestal van David Bowie. Mijn buurman had net zo’n haardracht als Bowie, dat wil zeggen in de periode dat die het haar recht naar achteren geföhnd had zodat het veel volume leek te hebben. 

Na altijd een uur stopte de muziek. Vervolgens was het doodstil en hoorde ik zelfs geen muis lopen. Mijn buurman moest bij thuiskomst even stoom afblazen vanwege zijn stressvolle werk in de Jellinek en bewoog zich daarna op kousenvoeten door zijn huis. 

Geluid kwam overdag van beneden. De scheiding tussen de woning op de begane grond en de eerste verdieping was net zo dun. Amsterdam zit vol gehorige huizen en als Amsterdammer kun je je daar maar het beste bij neerleggen. Of de stad verlaten. Op de begane grond was een praktijkruimte van een mollige Hindoestaanse vrouw met een vriendelijk gezicht. Ze zat in het leven, bleek naderhand. Maar toen ik dat nog niet wist en zij haar intrek nam, nodigde ik haar uit voor een kop koffie. ‘Koffie?’, vroeg zij verbaasd. Waarop ik in mijn onnozelheid zei: ja, en anders thee. Na al die jaren weet ik niet meer of we genoeglijk koffie of thee hebben gedronken. Wel was ze zo aardig om toe te staan dat ik aan de achterzijde van haar praktijkruimte voor mijn katten een trapje maakte zodat die dagelijks het ruime sop konden kiezen. 

Ik studeerde in die tijd en regelmatig hoorde ik recht beneden mij het geluid van copulerende lichamen. Kreten. Die van haar waarschijnlijk gespeeld, die van de klant misschien niet. Het leidde ertoe dat ik mij lang niet altijd kon concentreren op mijn studieboek, waarin ik bijvoorbeeld las dat volgens Lotman literatuur een secundair semiotisch modellerend systeem was. Die definitie kreeg ik door de geluidsoverlast van beneden niet in mijn eigen systeem. Daarom zette ik dan maar, hard, een cantate van Bach op, bij voorkeur nummer 21, ‘Ich hatte viel Bekümmernis’. 

Een cantate van Bach zou ook de verslaafden van de Jellinek goed doen tijdens het zware proces van ‘detoxen’. Deze muziek is immers balsem voor de ziel.

[3 juni 2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Verwantschap

Het is opmerkelijk dat het Librisprijs-winnende ‘Ik kom hier nog op terug’ (2023) van Rob van Essen niet in verband wordt gebracht met een ouder literair werk: ‘Het grote gebeuren’ (1958) van Belcampo. Overeenkomst is dat in deze twee romans de Overijsselse plaats Rijssen een prominente rol speelt, waarin beide auteurs (een deel van) hun jeugd doorbrachten. Ook de onderdompeling in fantasie, met een surreële ondertoon, is kenmerkend voor deze twee boeken. Van Essen en Belcampo zetten de werkelijkheid naar hun hand. 


Ik ben benieuwd of Van Essen zich heeft laten inspireren door zijn collega-schrijver Belcampo die in 1990 overleed. Wie weet heeft hij dat in een interview naar voren gebracht.
In de verslaggeving in de dagbladen over de uitreiking van de Libris-prijs aan Rob van Essen, die deze literaire prijs voor de tweede keer wint (eerder met ‘De goede zoon’ in 2019) wordt Belcampo, zelfs niet terloops, genoemd. Ook de jury van de Libris-prijs rept niet over hem. En in de recensies over ‘Ik kom hier nog op terug’, eind vorig jaar, wordt eveneens geen connectie gemaakt met Belcampo. In de Volkskrant, NRC en Trouw ontbrak die in ieder geval. 

Je kunt het wegwuiven als een niet ter zake doend detail, maar mij lijkt dat iedere roman vanuit verschillende perspectieven dient te worden besproken: in relatie tot eerder werk van de auteur, in vergelijking met verwante romans in hetzelfde tijdsbestek, én in literair-historisch opzicht. Helaas beperken veel recensenten zich hoofdzakelijk tot een close reading van een te bespreken boek, een grondige analyse van de plot. Het getuigt van luiheid of onkunde.

[14-05-2024]

– – – 

Struikelsteen van Eliazer Zwartverwer in de Amsterdamse Nicolaas Maesstraat.

Struikelsteen

Op de verjaardag van prinses Beatrix werd in de Amsterdamse Nicolaas Maesstraat een Stolperstein, een struikelsteen gelegd. Met elke struikelsteen, ontworpen door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, wordt een slachtoffer van het nationaalsocialisme herdacht. De herdenkingssteen, 10 x 10 centimeter, heeft aan de bovenkant een messing plaatje met daarin gegraveerd naam, geboortedatum, deportatiedatum, plaats en datum van het overlijden van de herdachte persoon. Erover struikelen doe je niet fysiek, maar mentaal. Als je erover heen of er langsloopt, dringt het besef door dat je voor een huis staat waarin tijdens de Tweede Wereldoorlog iemand woonde die moedwillig door de nazi’s is omgebracht.

Inmiddels zijn 2.300 van die struikelstenen in Amsterdam geplaatst en er liggen op dit moment in de hoofdstad nog zo’n 1.500 aanvragen. Ze worden gemaakt in het tuinhuisje van het Goethe-Institut aan de Herengracht. De organisatie ligt in handen van vrijwilligers, maar de gemeente Amsterdam stelt twee stratenmakers ter beschikking om de struikelstenen te plaatsen.

Stratenmakers van de gemeente Amsterdam plaatsen de struikelsteen.

In dit geval wordt Eliazer Zwartverwer met een struikelsteen herdacht. Hij werd geïnterneerd op 6 april 1943 en overleed diezelfde maand op 24 april in doorgangskamp Westerbork. Hij was opgepakt omdat hij Joods was. Als nierpatiënt werd hem de noodzakelijke medicijnen onthouden, wat tot zijn dood leidde.

Een achterachterneef vertelde tijdens de bijeenkomst, waarbij behalve familie ook wat buurtbewoners aanwezig waren, iets over de achtergrond van Eliazer Zwartverwer. Veel had hij niet weten te achterhalen, maar hij had desondanks veel moeite genomen om een struikelsteen te krijgen voor zijn vermoorde bloedverwant. Aangrijpend was te beluisteren hoe deze verre neef een joods gebed uitsprak. Daarna legde hij een mooi boeketje bloemen bij de struikelsteen en andere familieleden voegden een paar steentjes toe. Daarmee was de plechtigheid ten einde.

Luttele minuten later griste een voorbijgangster het boeketje bloemen weg. Waarmee nog maar eens duidelijk wordt dat lang niet iedereen beseft wat de Joodse bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Daarom blijft de nationale dodenherdenking op 4 mei zo belangrijk. Tot in de eeuwigheid.

[4 mei 2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Rijbewijs

Vorig jaar kwamen in ons land 684 personen om het leven door een verkeersongeval. Daaronder steeds meer fietsers. Wat wil je: een auto, blik op wielen, kan een dodelijk projectiel zijn. Een leven lang heb ik zelf niet willen autorijden. Voorkeur gaf ik aan het openbaar vervoer en de fiets. Daarbij legde ik, en nog steeds, een stoïcijnse houding aan de dag: vertraging van bus of trein deert mij niet, want ik heb leesvoer bij de hand. De tijd doden betekent tijd over hebben. 

Een paar maanden terug heb ik dan toch, vlak voor mijn 69-ste levensjaar, mijn rijbewijs gehaald. In een automaat, elektrisch voortgedreven. Tijdens de rijlessen las ik van Oek de Jong zijn laatste boek, ‘Man zonder rijbewijs’, ditmaal geen roman maar een autobiografische schets. Opmerkelijk genoeg kwamen sommige wederwaardigheden van De Jong en mij bij het autorijden overeen. Ook hij begon er pas aan op latere leeftijd, dik in de zestig. En ook voor hem was de aanleiding dat zijn partner, die wel over een rijbewijs beschikte, in het ziekenhuis belandde. Dat gebeurde in hun tweede huis In Frankijk, op een afgelegen plek. Op dat moment raakte Oek doordrongen van zijn immobiliteit, want openbaar vervoer ontbreekt daar. Hetzelfde overkwam mij, eveneens in Frankrijk. En waarschijnlijk in dezelfde buurt als waar deze Nederlandse schrijver zijn Reviaans geheime landhuis heeft, want ik kwam hem eens tegen in de supermarché van mijn regio.

Wat ook mij overkwam: ik zakte de eerste keer voor de theorie omdat ik die toets onderschatte. En evenals De Jong haalde ik de praktijk na twee keer (de halfslachtige poging die ik eind vorige eeuw deed even niet meegeteld). Het theorie-examen is helemaal ingericht voor de jeugd, jongens en meisjes van hooguit twintig. Die zie je in groten getale voor de theoretische toets opkomen. Gepokt en gemazeld door het gamen zijn ze razendsnel in de beantwoording van de interactieve vragen. Opvallend is dat verreweg de meeste examinandi de theorievragen beluisteren, terwijl je die gewoon op het scherm kunt lezen. Ikzelf sloeg de aangeboden luisterapparatuur af. Met gamen heb ik geen ervaring, met snellezen wel.


Toen ik als gepensioneerde later voor het praktijkexamen slaagde, werd ik de mascotte van de rijschool. Trots poseerde ik voor de rijschoolauto en mijn opgetogen instructeur, net als die van Oek de Jong een kanjer, nam mij op de kiek.

En nu rijd ik dus alweer enige tijd, in het drukke Amsterdam, op de snelweg en in het buitenland. Vaak zweet ik peentjes, want ik realiseer mij als groentje dat mijn voertuig een gevaarlijk projectiel kan zijn, voor mijzelf en anderen. Autorijden is een doodserieuze aangelegenheid.

[11 april 2024]

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –

Zicht op het Hilton hotel aan de Amsterdamse Apollolaan.

Chaos

Het leek zondagochtend wel alsof Russische drones hun bommen loslieten op Amsterdam-Zuid. Een kabaal van jewelste. Wat eraan voorafging: zoals gewoonlijk liepen we onze ochtendwandeling over de Apollolaan. Ter hoogte van het Hilton hotel stonden in de brede groenstrook die twee wegen scheidt een stuk of honderd jonge mannen, met de bovenkleding in het zwart. Zwarte jacks of zwarte hoodies, het officieuze uniform van de harde kern van voetbalclub Ajax. 

Voor het hotel stond de spelersbus, in de startblokken om naar Rotterdam te rijden. Binnen kregen de spelers nog een oppepper van coach John van ’t Schip. Al jaar en dag mogen de supporters van Ajax en Feijenoord niet mee als hun ploeg een onderlinge uitwedstrijd speelt. Daarom stond de harde kern van Ajax hier, om de spelers uit te zwaaien en aan te moedigen. De wegrijdende bus werd begeleid door salvo’s vuurwerk. Block busters en wat al niet meer. Bij onze hondjes Dollie en Tommie zat de schrik er goed in. Ze liepen er vandaan alsof de duivel ze op de hielen zat. Goed bedoeld dat gebaar, dat vuurwerk, maar het zal de spelersploeg van Ajax op voorhand uit de concentratie hebben gehaald. 

We kennen de uitslag: een historische nederlaag, zes doelpunten tegen, nul voor. Er werd zelfs, pas op het einde van de wedstrijd, slechts één doelpoging door Ajax ondernomen. Een debacle zoals niet eerder plaatsvond tussen 020 en 010.

De volgende ochtend liepen we er weer met de hondjes. De groenstrook voor het Hilton lag bezaaid met afgestoken vuurwerk. Het maakte een troosteloze indruk. De troep die de plantsoenendienst mocht opruimen, drukte precies de chaos uit die de Amsterdamse topclub over zichzelf heeft afgeroepen.

[8 april 2024]
Jelle

Schrijver Jelle

Als journalist publiceerde ik over uiteenlopende onderwerpen, maar vooral over film, literatuur en onderwijs. Ik redigeerde boeken, tijdschriften, brochures en artikelen. Van diverse filmbladen en universiteitsbladen was ik hoofd- of eindredacteur. Bij een dagblad was ik chef kunst. Als freelancer werkte ik voor verschillende journalistenbureaus. Als ghostwriter kroop ik in de huid van anderen en schreef ik zowel persoonlijke als zakelijke stukken.

Bekijk de essays van Jelle

Reageer ook 3 reacties

Uw reactie