Arnon Grunberg liet gisteren in de Volkskrant weten dat het opiniestuk over Marlene Dumas van Sander van Walsum, verslaggever van deze krant, hem niet los laat. Hetzelfde overkwam mij, ik vermoed vanwege andere redenen.
Bij de opening van de tentoonstelling ‘The Image as Burden’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam werd de beeldend kunstenaar welhaast voorgesteld als eigentijdse Rembrandt. Het zal er mee te maken hebben dat Dumas over de hele wereld exposeert, en niet in de laatste plaats in New York.
Menselijke anatomie
In de kranten werd de tentoonstelling ‘The Image as Burden’, veelal op een nieuwspagina, uitvoerig uit de doeken gedaan. Vol jubel. Om met Van Walsum te spreken: de hoogmis voor Marlene Dumas werd gecelebreerd. Zijn opiniestuk werd alweer een paar weken geleden afgedrukt (9 september), maar de strekking ervan zoemt nog in mijn hoofd. Er ontspon zich zowaar een debatje naar aanleiding van zijn artikel. Zo weerlegde Joost Zwagerman makkelijk de opvatting van Van Walsum dat van een figuratief schilder als Dumas verwacht mag worden dat ze de menselijke anatomie enigszins respecteert. Zo wijst Zwagerman naar Francis Bacon, ook niet de minste onder de twintigste-eeuwse schilders: “Had hij de menselijke anatomie gerespecteerd, dan had hij direct alle elementen uit zijn oeuvre weggefilterd die dat oeuvre nu juist zo uniek maken.”
Ronkende kunsttaaltje
De kwestie is natuurlijk dat Van Walsum zich opstelt als leek, die zich geïntimideerd voelt door het ronkende kunsttaaltje van would-be kunstkenners. Waarom zou je zoveel bagage aan kunstgeschiedenis moeten hebben om een schilderij op zijn merites te kunnen beoordelen? Waarom kun je, gespeend van vermeende kennis, niet gewoon een schilderij mooi of lelijk vinden?
Dat is inderdaad ieders goed recht. Maar Van Walsum lijkt ook te suggereren dat Dumas eigenlijk maar wat aankliedert. Denigrerend schrijft hij: “Dat Dumas gewoon schilderijen maakt op basis van foto’s die ze uit de krant heeft geknipt, gaat er bij het publiek kennelijk niet in.” En lees tussen de regels door: goed naschilderen kan ze eigenlijk ook niet.
Een correctie op dit punt: Marlene Dumas studeerde ‘Fine Art’ in Zuid-Afrika voordat zij naar Nederland kwam. En in ons land bekwaamde zij zich als kunstenaar bij Ateliers ’63 in Haarlem, waar zij jaargenoot was van o.a. Erik Andriesse.
Vaklui
Dumas en Andriesse hebben hun eigen expressie gezocht in hun schilderijen, na zich eerst het ambacht te hebben eigen gemaakt. Het zijn vaklui en ze kliederen niet zomaar wat aan. Dit is inderdaad de opvatting van een leek als Sander van Walsum (of Sander van Walsum die de vermoorde onschuld speelt). Dumas is een begaafd schilder, omdat haar schilderijen nooit eenduidig zijn, niet zijn te reduceren tot een eendimensionale betekenis. Dat is de kern van kunst. Daarbij hebben haar schilderijen ook nog, voor mij althans, een intense uitstraling. Net zoals het werk van Mark Rothko dat heeft, in verhevigde mate trouwens, van wie momenteel een overzichtstentoonstelling is in het Gemeentelijk Museum in Den Haag. Zegt Van Walsum daarvan dat het maar nietszeggende grote vlakken zijn?
Eigen universum
Van mij hoeft niet pers se eerbiedig te worden verhaald over beeldende kunst, maar houd oog voor de vakman of vakvrouw die de kunstenaar in de eerste plaats is. Hetzelfde geldt voor schrijvers en dichters. Je kunt wel talent hebben, maar daarmee red je het alleen niet (behalve het spreekwoordelijke genie, zoals de dichter Dylan Thomas). Je moet daarnaast inzicht hebben in verteltechnieken, in rijm, metrum, enzovoort. Daardoor kun je spelen met genres, met taal. Daardoor kun je afwijken van de alledaagse werkelijkheid en jouw eigen universum creëren. Zoals ook een goed schilderij een wereld oproept, die iets zegt over de wereld van alledag.
Publicatiedatum: 30 september 2014