De drie grote jaarlijkse beurzen voor moderne kunst zijn weer achter de rug: Art Rotterdam in februari, Amsterdam Art Fair in mei en afgelopen Pinksterweekend de KunstRAI. Ik vond het aanbod van beeldende kunst dit keer weinig opwindend. Lichtpuntje was de ontmoeting met Woelrat op de KunstRAI.
In de twintigste eeuw luidde de opdracht van de beeldende kunst: wees vernieuwend. Gevleugelde uitdrukking was ‘the shock of the new’. Dat vernieuwende zat ‘m vooral in de vorm. Beeldend kunstenaars gaven op het platte doek vorm aan die – zelf opgelegde – vernieuwing. Eerst was er een ontwikkeling van figuratief naar abstract en toen die abstractie algemeen geldend was, ging het vanaf de jaren zestig om ‘het creëren van conceptuele kunst in een ruimtelijke omgeving’. Bekend werd de aanduiding ‘conceptual art’. Daar wordt tot nu op voortgeborduurd. Aan kunstacademies gaat het niet langer om het stimuleren van het ambachtelijk talent, maar om het conceptuele denken te bevorderen.
Dat heeft mede te maken met het hedendaagse gebruik van allerlei technieken zoals fotografie en video, en materialen zoals piepschuim en glas. Vaak worden die toepassingen met elkaar gecombineerd, zodat er in de toelichting vermeld staat dat het draait om ‘mixed media’. Twee willekeurige voorbeelden: een met schilderskwast beschilderde foto of het gebruik van plastic en hout in een sculptuur.
Olieverfschilderijen
Op de kunstbeurzen zie je nog maar weinig traditionele schilderkunst, dat wil zeggen een geverfd doek met omlijsting. Een figuratief schilderij van Jan Sluijters of een abstract schilderij van Piet Mondriaan. Voor die schilderijen kun je beter naar een kunstveiling gaan, waarop kunst – voorzien van het etiket ‘kwaliteit’ – bij opbod wordt verkocht aan kunstverzamelaars. Of naar een museum, waarin de klassieken van de schilderkunst zijn bijgezet.
Op kunstbeurzen moet je echt speuren naar olieverfschilderijen. De grootste kans om die aan te treffen is op de KunstRAI, die traditiegetrouw in de Amsterdamse RAI plaatsvindt. Zoals elk jaar heeft menig galeriehouder een Armando of een Eugène Brands in zijn stand hangen. Begrijp mij goed, ik vind ze goede schilders, maar het feit dat hun werk verspreid over de kunstbeurs te vinden is, getuigt niet echt van een eigenzinnige keuze. De bezoeker die vaker de KunstRAI bezoekt, kan werk tegenkomen dat in eerdere afleveringen ook al te bewonderen viel. Werk dat niet eerder werd verkocht.
De goeden niet te na gesproken, maar de KunstRAI herbergt nogal wat gemakzuchtige galeriehouders. ‘Shock of the new’? Niet echt, naar mijn mening.
Slaapverwekkend
De KunstRAI heeft er sinds een paar jaar een rivaal bij, de Amsterdam Art Fair. Een kunstbeurs die zich profileert als ‘reizende pop-up beurs’. Werd in 2015 domicilie gevonden in de Citroëngarage, in 2016 op het Museumplein, dit jaar was het onderkomen een leegstaand bedrijvenpand in de Huidekoperstraat.
Van die drie was de Citroëngarage een adembenemende omgeving. Ook was de getoonde kunst dat jaar ronduit spannend. Veel sculpturen en maar weinig beeldende kunst die geënt was op ‘het vierkant aan de muur’. Na 2015 werd het, in mijn beleving, minder. De afgelopen editie in de Huidekoperstraat was slaapverwekkend. Te voorspelbaar.
Het is ook moeilijk, hoor. Wanneer is beeldende kunst geslaagd? Als de uitleg naast het kunstwerk wordt gekenmerkt door een ondoorgrondelijk jargon, weet je het meestal wel. Doorlopen. Maar soms sta je voor een kunstwerk dat je de adem beneemt. Commentaar heb je niet nodig. Gebiologeerd kijk je naar een plat vlak of een driedimensionaal object. Je staat aan de grond genageld. Hoe komt dat?
Is het datgene wat verbeeld wordt? Is het de originele vorm die de kunstenaar heeft gevonden? Altijd is het een combinatie van beide. Met een geslaagd kunstwerk voel je je met al je zintuigen verbonden. Omdat het zo concreet is, zo aanwezig. Maar ook, omdat het een uniek universum oproept dat je gefascineerd waarneemt. Inderdaad, ‘the shock of te new’.
Urgentie
Een andere voorwaarde voor een geslaagd kunstwerk is de urgentie die ten toon wordt gespreid. Zoals een roman urgentie in zich dient te dragen, zo geldt dat ook voor een beeldend kunstwerk. En er is geen recept voor. De ene kunstenaar lukt het wonderwel om die noodzakelijkheid aan een kunstuiting te verlenen, de ander niet. Je moet er het talent voor hebben, maar zeker ook een visionaire blik op het leven.
Al jaar en dag vind ik Art Rotterdam de spannendste beurs voor moderne kunst. En dat komt heus niet alleen door dat prachtige interieur, met mooie lichtinval, in de Van Nelle Fabriek. Laat staan door de fraaie architectonische buitenkant van het gebouw.
Op Art Rotterdam tref je eveneens weinig traditionele schilderkunst aan. Hooguit is de vierkante omlijsting aan de muur voor kunstenaars inspiratie om de grenzen van het eeuwenoude kader te doorbreken. Soms knalt een kunstobject vanaf de muur de ruimte in.
Meer dan op de andere twee kunstbeurzen zijn buitenlandse galeries op Art Rotterdam aanwezig. Gezamenlijk creëren de galeries in binnen- en buitenland een mozaïek van de moderne kunst in een internationale setting. Vandaar dat je hier het werk van Eugène Brands, overleden in 2002, nauwelijks tegenkomt. Toch viel zelfs Art Rotterdam deze keer wat tegen. De meeste kunst wist niet echt te verrassen.
Bekende foto
De focus van de KunstRAI was dit jaar Antwerpen, maar dat kwam niet goed uit de verf. Te marginaal, te weinig geprononceerd. Toch zag ik afgelopen week een lichtpuntje. Ik stond stil bij een galerie met prachtige wandkleden. In felle en warme kleuren. Misschien eerder kunstnijverheid, toegepaste kunst, dan autonome kunst. Tussen de wandkleden zag ik opeens een mij bekende foto hangen, van Gerard Kornelis van het Reve en zijn knapen Teigetje en Woelrat, destijds in Greonterp.
Teigetje en Woelrat, ook wel bekend als Willem Bruno van Albeda en Hendrik van Manen, zijn de makers van de wandkleden. Ze begonnen met een pottenbakkerij. Daarna legden zij zich, naast het aardewerk, toe op het maken van zilveren sieraden en later op wollen wandkleden. Handbreigarens, noemen ze die.
Ik kijk nog eens goed en besluit dat de wandkleden die er hangen niet per se onder de noemer toegepaste kunst vallen. Wat mij eraan frappeert is dat ambachtelijkheid en originaliteit van de designs volstrekt met elkaar samenvallen. Het zijn geen schilderijen, geen afbeeldingen in een lijst, nee, maar het is wel kunst die grenzen aftast en te buiten gaat.
Ik schud de hand van de galeriehouder, die zich als Woelrat bekendmaakt. Teigetje is even weg, maar komt zo terug. Gerard Kornelis van het Reve, gestorven als Gerard Reve, kan vanuit zijn gedroomde katholieke hemel, gezeten naast de Moeder en de Ezel, trots zijn op Teigetje en Woelrat. Ze hebben zich in zijn kielzog ontwikkeld tot ware estheten.