Het is weer tijd voor de dikke nummers van de weekbladen! Als redacteuren wat langer vrij zijn, zoals nu met de kerstdagen, komen ze hun lezers tegemoet met themanummers. Dat van De Groene Amsterdammer is ‘de vijand’, een mooi onderwerp in een tijd waarin het beeld wordt opgeroepen dat jihadstrijders als sympathisanten van IS onder ons zijn. Ook buiten de eigen kring zien we vijanden, Rusland voorop.
De Groene, links tijdschrift met liberale inslag, lees ik al lang. Dit weekblad weet momenteel een hoog niveau vast te houden. Dat geldt voor onderwerpen over politiek, maatschappij en cultuur. Het is de verdienste van hoofdredacteur Xandra Schutte.
Een van de illustere voorgangers van Schutte was Martin van Amerongen. Hij blies het blad, dat met een geringe oplage kampte, nieuw leven in. Ook deinsde hij er niet voor terug om bij grootverdieners (‘kapitalisten’) geld te sprokkelen om het voortbestaan van De Groene te verzekeren. Zo kreeg hij op zekere dag, gaat de mare, van een welwillende ondernemer op een bierviltje de toezegging voor een ruime donatie.
Coïncidentie
Van Amerongen tamboereerde vooral graag op de trommel van kunst en cultuur. De eerste keer dat ik in contact met hem kwam, was toen ik vanwege een retrospectief van een Italiaanse filmregisseur een stuk had geschreven. Over Visconti, geloof ik. Mij viel op dat een stuk in De Groene over deze filmmaker grote overeenkomsten vertoonde met mijn, eerder verschenen, verhaal: dat gold voor de kop, de inhoud en zelfs voor de foto. Vandaar dat ik hierover een vileine brief naar de burelen van De Groene had gestuurd.
“Maar Jelle”, riep Van Amerongen aan de telefoon, “je denkt toch niet dat onze zeer gewaardeerde medewerker in Parijs jouw artikel heeft geplagieerd!”. Ik was direct overtuigd. Hier was sprake van coïncidentie. Visconti hing in de lucht en meerdere journalisten waren geneigd om op dezelfde wijze over deze grote regisseur te schrijven. Er was in feite geen andere manier: Visconti was gecanoniseerd.
Humor en moed
Van Amerongen is te jong gestorven, op zestigjarige leeftijd aan slokdarmkanker. Ook dezer dagen horen wij van sympathieke mensen dat hun dagen zijn geteld. Eerst stapte, te zien op televisie, de eenbenige René Gude, denker des vaderlands, monter in een lijkkist die op de vorm van zijn lichaam was gemaakt. Zijn toekomstige behuizing bleek iets aan de krappe kant.
Hoe wij leren ons te verhouden tegenover onze naderende dood is het belangrijkste in het leven. De Duitse schrijver Thomas Mann schreef hierover in zijn roman ‘De toverberg’. Ook de terminale popmuzikant Thé Lau, zo zagen wij deze week op de buis, beoefent deze levenswijsheid.
Martin van Amerongen tartte de dood toen hij in het ziekenhuis te horen kreeg dat hij was opgegeven. Met de taxi liet hij zich rechtstreeks naar de kroeg vervoeren. Als reden gaf hij: “De dokter zei dat ik veel moest drinken.” Dat is humor, maar het getuigt vooral van moed om het sterven zo tegemoet te treden.
Publicatiedatum: 19 december 2014