
Het tweede seizoen van het televisieprogramma ‘Project Rembrandt’ leidde tot veel ophef op de sociale media over de uiteindelijke winnaar. De deskundige jury koos voor een andere winnaar dan de vele kunstliefhebbers in het land. Op grond waarvan is geoordeeld?
Project Rembrandt is een geslaagde variant op ‘Heel Holland bakt’, waarin het bereiden van een mooie, smaakvolle taart de meesterproef vormt. Bij de meesterproef van Project Rembrandt draait het om het maken van een figuratief schilderij. Amateurschilders moeten er blijk van geven een eigen stijl te ontwikkelen.
Bij beide televisieprogramma’s vindt er een competitie plaats. Allereerst wordt uit het grote aanbod van aanmelders de meest getalenteerde geselecteerd. Het kleine gezelschap van uitverkorenen die voor de camera hun vaardigheid vertonen, doorlopen een afvalrace. Een deskundige jury velt een oordeel over de resultaten, met argumenten omkleed. Over smaak valt te twisten, maar inzake taarten en schilderijen gelden ogenschijnlijk objectieve criteria.
Mij lijkt dat het makkelijker is om over baksels te oordelen. Een taart kan te zoet zijn (belangrijke graadmeter!) of is onvoldoende gerezen. Dat zijn aanwijsbare gebreken. Over de zintuiglijke sensatie die een stuk gebak op de tong biedt, lopen de meningen daarentegen uiteen. We verlaten ons voor een deskundig oordeel in Heel Holland bakt zodoende op Robèrt van Beckhoven, van wie we weten dat hij als enige in Nederland zowel de titel Meester Patissier als Meester Boulanger draagt.

Romantisch ideaal
Problematischer wordt het bij Project Rembrandt. De getalenteerde amateurschilders krijgen van professionele collegae onderricht in het schilderen. Hoe maakte Rembrandt nu precies zijn schilderijen? Twee vakbekwame schilders doen in begeleidende masterclasses de schildertechnieken van het figuratief schilderen uit de doeken. Hebben de leerling-schilders dit in enigerlei mate in de vingers, dan worden zij ertoe aangezet om zich door een grote meester als Rembrandt te laten inspireren en een eigen stijl te ontwikkelen.
Het ontwikkelen van een eigen stijl is het credo van de schilderkunst vanaf de negentiende eeuw. Het beantwoordt aan het romantische ideaal dat een schilderij onmiskenbaar het stempel draagt van de maker. Al maakten kunstenaars vaak deel uit van een beweging met kenmerkende schildersopvattingen, die een bepaald ‘isme’ vertegenwoordigden. Ze konden bijvoorbeeld onder de noemer van het impressionisme of het kubisme worden geschaard. Maar weinig schilders wisten zich hieraan te onttrekken, zoals Jan Mankes: een autodidact die een eenling was.
De twintigste eeuw is rijk aan over elkaar buitelende bewegingen in de schilderkunst, die een overgang vertoont van figuratief naar abstract. Mondriaan is daarvan een overgangsfiguur. Eerst schilderde hij opvallend gekleurde, herkenbare landschappen, later beeldde hij de plattegrond van de stad New York abstract uit in het schilderij Victory Boogie Woogie. Opmerkelijk genoeg heeft Mondriaan zichzelf trouwens altijd beschouwd als een schilder van uitsluitend concrete beelden. Hij was gefascineerd door het effect van zorgvuldig gerangschikte kleurpatronen in zijn schilderijen. Op die manier verbeeldt hij in Victory Boogie Boogie een wereldstad met een jazzy ritme.
Niet vergeten moet worden dat Mondriaan voortborduurde op wat anderen vóór hem deden. Zo droeg zijn vroege werk het stempel van het impressionisme van Breitner en het symbolisme van Jan Toorop. Elke schilder ziet zich geplaatst in de loop van de kunstgeschiedenis. Dat geldt eveneens voor schilders die het metier nog in de vingers moeten krijgen.

Zeggingskracht
Van het tweede seizoen van Project Rembrandt werd Wolf Hekkema, student kunstgeschiedenis, met zijn meesterwerk winnaar. Het is een zelfportret in coronatijd (hij viel zelf ten prooi aan corona), geïnspireerd op een schilderij van de zestiende-eeuwse Italiaanse schilder Caravaggio, getiteld Jongen gebeten door een hagedis. Vorig jaar viel het schilderij op een tentoonstelling in het Rijksmuseum te bewonderen. De begeleidende tekst was raak getroffen: “Een jongen wordt plots gebeten door een hagedis en trekt geschrokken zijn hand terug. De schok trekt door zijn hele houding; het teruggetrokken hoofd met diepe rimpels, de hoog opgetrokken schouder, de spanning in de gespreide vingers. De wervelende plooien van zijn hemd onderstrepen de algehele ontzetting. Hier onderzocht Caravaggio met succes de effecten van extreme emoties. Een tijdgenoot schreef zelfs dat je de jongen bijna kon horen schreeuwen.”
Op het schilderij van Wolf Hekkema, getiteld Hou vast, staat diezelfde angst als heftige emotie centraal. Hekkema zei daarover in een interview in de Volkskrant: “Die angstig kijkende jongeman in ‘Hou vast’, dat ben ik, maar het is vooral mijn gemoedstoestand die je daar ziet.” We zien de schilder in zijn studentenkamer, achterover deinzend, met gekruiste handen tegen zijn ontbloot bovenlijf. Zijn eigen ervaring met de coronapandemie was inspiratiebron. En als student kunstgeschiedenis zal zijn kennis van het rijke kunstverleden hem hebben gevoed bij het maken van dit werk.
De publiekslieveling was evenwel een andere deelnemer, Alfrédo Doornkamp. Hij bleek een begaafd autodidact. Liefdevol schilderde hij zijn peetvader, zittend: gehuld in een onderhemd dat zijn tanige lijf laat zien, zijn armen rond de knieën. De blik in zijn ogen onthult een man die veel heeft doorstaan, maar zijn eigenwaarde heeft behouden. Alfrédo Doornkamp had voordat hij aan Project Rembrandt meedeed geen benul van kunstgeschiedenis, maar zijn schilderij vertoont qua zeggingskracht gelijkenis met de negentiende-eeuwse Amerikaanse schilder John Singer Sargent. Ook de stijl van Sargent, die veel portretten heeft gemaakt, is realistisch; getoonzet met vaak grove, trefzekere streken. Niet voor niets was Sargent tevens een geweldig aquarellist. Alfrédo Doornkamp weet met het schilderij van zijn peetvader hetzelfde te doen als Sargent: uitdrukking geven aan de individualiteit, de persoonlijkheid van de geportretteerde.

Eigengereidheid
Vergelijken we de meesterproeven van Wolf Hekkema en Alfrédo Doornkamp, dan is de laatste technisch de betere van de twee. Het kan niet anders of de vakjury van Project Rembrandt heeft dit onderkend. Er moet dus een andere, doorslaggevender reden zijn geweest waarom Hekkema door de jury als winnaar werd uitgeroepen. ‘Eigenheid’ was een belangrijk ijkpunt. Maar hoezo? Binnen het oeuvre van een schilder dragen alle schilderijen diens signatuur, zelfs als die zoals in het geval van Mondriaan is overgestapt van figuratief naar abstract schilderen.
Ik vermoed dat de jury met eigenheid iets anders bedoelt, namelijk eigengereidheid of beter gezegd originaliteit. Origineel is Hekkema omdat zijn schilderij een hedendaagse cri de coeur is, geïnspireerd door het schilderij van Caravaggio. In Hou vast wordt niet alleen de angst van Hekkema verbeeld, maar ook de angst van ons allen voor corona. Eerder dan om een zelfportret gaat het hier om de uitbeelding van een breed gevoelde emotie. Zo gezien is het schilderij emblematisch voor onze huidige tijd. Dit vernieuwende aspect moet de jury in hoge mate hebben gewaardeerd.
Originaliteit is de rode draad in het modernisme van de beeldende kunst in de twintigste eeuw. Originaliteit drukte zich daarbij eerder uit door vernieuwing dan door persoonlijke accenten in een gangbare kunststroming. De ongeschreven norm was dat kunst zich doorlopend moest vernieuwen. Met vernieuwing moest kunst het publiek prikkelen, zelfs provoceren. Het dadaïsme, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond, deed aan wat de schrijver Peter Handke later Publikumbeschimpfung noemde. En het futurisme wilde bloeien op de mestvaalt van de kunstgeschiedenis door deze te vernietigen (de brand in de musea!). De ballast van het verleden moest worden afgeschud, de blik werd uitsluitend op de toekomst gericht. Steeds ging het om wat de kunstcriticus Robert Hughes omschreef als the shock of the new.
Inmiddels is de schilderkunst na een eeuw permanente vernieuwing naar het tweede plan verdreven. Op kunstacademies scoor je als kunststudent tegenwoordig bij uitstek met conceptuele kunst, waarbij het idee belangrijker is dan de kunstzinnige uitvoering. Nadat de twintigste eeuw bijna was verstreken, schreef NRC Handelsblad een essayprijsvraag uit over de avant-garde in de beeldende kunst. Graficus Henc van Maarseveen won de prijs met zijn essay en naar aanleiding hiervan legde ik hem de vraag voor of de schilderkunst geen toekomst meer heeft. Zijn antwoord: “Inderdaad, die mening ben ik toegedaan. De schilderkunst is als vrije kunst in creativiteit gesmoord. Alles is uitgeprobeerd. Bovendien is alles toegestaan, zonder dat daar vakmatige eisen aan worden gesteld. En als alles mag, stik je in je eigen vrijheid.”

Vakbekwaamheid
Voor Van Maarseveen, die overigens wars was van realistische kunst omdat die volgens hem snel anekdotisch wordt, is bij de beoordeling van een kunstwerk uiteindelijk vakbekwaamheid doorslaggevend. Hij was van mening dat als de kunstenaar het materiaal beheerst, dat niet per se hoeft te leiden tot betere kunst. Wel mogelijk tot andere kunst.
De professionele jury van Project Rembrandt lijkt zich op hetzelfde modernistische standpunt te stellen als Van Maarseveen: het schilderij van Wolf Hekkema is zoals gezegd origineel. Geïnspireerd door Caravaggio legt hij een link met onze huidige tijd waarin een pandemie woedt. “Het is een werk dat jou als kijker eigenlijk uit balans brengt, het daagt je uit, en vraagt je telkens weer om terug te komen”, vond jurylid Pieter Roelofs, hoofd Schilder- en Beeldhouwkunst van het Rijksmuseum. Ook hier deed the shock of the new blijkbaar opgeld.
Toch vraag ik mij af of in die modernistische norm inmiddels niet de sleet zit. En dat komt omdat de waardering eerder de idee, het concept van een kunstwerk ten deel valt en minder de uitvoering ervan. Veel conceptuele kunst doet een appèl op je cognitie en op je kennis van het bijbehorende narratief: het verhaal rondom het kunstobject. In dit geval is dat het aansprekende verhaal van de coronapandemie, waar we allemaal slachtoffer van zijn.
De pas overleden beeldhouwer Kees Verkade moest niets van conceptuele kunst hebben. Tegen De Telegraaf zei hij: “Ligt er zo’n hele zaal volgestapeld met autobanden. Of zo’n klootzak heeft allemaal propjes papier versnipperd en verfrommeld op de grond gelegd. Staat iedereen daar op gedempte toon ‘oooh’ en ‘aaah’ te zeggen. Op zo’n moment denk ik: ben ik nou gek of zijn zij het met z’n allen.”
Kees Verkade maakte veel bronzen sculpturen van bekende mensen, zoals Simon Carmiggelt en koningin Wilhelmina. Zijn nabootsing van een persoon is realistisch. Verkade heeft ze naar het leven geboetseerd en er straalt een zekere levendigheid vanaf. Dat leidde ertoe dat toen het standbeeld van de overleden Frits Philips werd onthuld, diens kleindochter uitriep: “Mijnheer Verkade, dank u wel dat u mij mijn grootvader heeft teruggeven.” Toch zou je de beelden van Verkade, in de geest van Van Maarseveen, anekdotisch kunnen noemen. Simon Carmiggelt geeft hij op stereotiepe manier vorm, dat wil zeggen we herkennen er direct de cursiefjesschrijver in die op televisie een van zijn Kronkels voorleest. Het clichébeeld wordt bevestigd.
De bezielde blik, zoals Alfrédo Doornkamp die in het schilderij van zijn peetvader wist te leggen, ontbreekt echter bij Verkades sculpturen. Nu kun je aanvoeren dat zoiets moeilijker voor elkaar te krijgen is bij het beeldhouwen dan bij het schilderen. Ander, moeilijker materiaal. Toch zijn er in de loop der eeuwen beeldhouwers geweest die hun beelden wel wisten te bezielen. Denk aan de rijke traditie van de piëta, de uitbeelding van de dode Christus op schoot bij zijn moeder Maria.

Hoofd en hart
Zelf vind ik de bezieling die kunst kan oproepen belangrijker dan dat het a priori ándere kunst is, kunst die per se vernieuwend is. Al sluit het een het andere natuurlijk niet uit. Denk aan Mark Rothko, wiens schilderijen vernieuwend én bezield zijn. Uiteindelijk gaat het om kunst die een beroep doet op zowel hoofd als hart. Mij schiet een interview met de Schotse auteur Ali Smith te binnen, aan wie vorig jaar de Europese Literatuurprijs werd toegekend. Tegenover de Volkskrant verklaarde Smith onlangs: “Door aandacht te geven aan kunst, boren we een bron aan in onszelf en krijgen we toegang tot onze verbeelding. De kunsten bieden ons nieuwe perspectieven, zetten ons aan het denken, activeren onze zintuigen. […] Bovendien geneest kunst ons van de splitsing van lichaam en geest door ons te stimuleren om tegelijk te voelen en te denken.”
Wat voor kunst in het algemeen geldt, is zeker van toepassing op de schilderkunst – figuratief óf abstract. Het sleutelwoord voor een geslaagd kunstwerk is zeggingskracht. Een goed schilderij brengt je uit balans, in de woorden van Pieter Roelofs. Het is een sensatie die je probeert te begrijpen. Niet door direct in een museum via een koptelefoon een uitleg aan te horen, maar door er eerst zelf op te reflecteren. Het narratief over een schilderij kan later komen. Wie weet, werkt dat dan nog een verdieping van de waardering in de hand. Maar laat het niet op voorhand een sta-in-de-weg zijn voor een persoonlijke interpretatie.
In Hou vast ontbreekt voor mij – anders dan de ervaring van Pieter Roelofs – een intense gevoelsexpressie. Ik geloof heus wel dat Wolf Hekkema zijn authentieke ervaring heeft proberen vast te leggen, maar de aan Caravaggio ontleende emotie komt op mij in zijn uitbeelding nogal vlak over. De reden hiervan zal zijn dat het bij deze veelbelovende amateurschilder nog aan techniek schort. Dat het schilderij inhaakt op de actualiteit is voor mij geen pre. Aan de andere kant is het zo dat een emotie als angst minder aantrekkingskracht op de kijker heeft dan een emotie als mededogen; die wint ons snel voor zich in.
Het schilderij van Doornkamp heeft bezieling. Bovendien is hier sprake van een vakman die, al is hij autodidact, de kunst van het schilderen beter verstaat. Wat er tegenin te brengen valt, is dat het in zijn opzet een tamelijk conventioneel schilderij is. Het is, dat staat buiten kijf, niet zo origineel als dat van Hekkema. De vakjury lijkt Wolf Hekkema te hebben beloond voor zijn lef om een thema als angst onconventioneel uit te beelden. Hij is beloond voor dit oorspronkelijke idee, waarbij men de wat onvoldragen uitwerking op de koop toe neemt. Conceptuele scheppingsdrift wint het van verrassend vakmanschap.
Mooi stuk, Jelle.
Dank je, Koos!
Je blog zet me aan het denken, Jelle. Het is een mooi en kleurrijk palet dat je geschilderd hebt over het dilemma van de jury. Als de creativiteit van een kunstenaar haar bron vindt in diens intuïtie, krijgt een schilderij volgens mij een grotere impact. Daardoor zijn we ons bewuster van een emotie of een waarde, die in het onbewuste van de mens leeft of onderhuids in de samenleving aanwezig is. Bij Wolf Hekkeman is de angst getroffen te zijn door covid-19 een ‘cri de coeur’. En bij Alfrédo Doornkamp is de krachtig doorleefde waardigheid van de ziel die de waan van de dag overtreft de brandstof voor de zeggingskracht van zijn werk. Voor mij hebben beide schilderijen een sterke zeggingskracht. Ik begreep dat de jury tevens koos voor het werk van Hekkeman omdat hij een nieuwe mix van kunststijlen toepaste en daarin vernieuwend was, hoewel het technisch beter kon. Het schilderij van Doornkamp spreekt mij meer aan, vooral omdat het een stille kracht verbeeldt die in deze roerige tijd welkom is. Mooie kunstwerken, inclusief jouw blog.
Beste Jelle,
Wat een mooie duiding van het zoveelste wedstrijdgerelateerde tv-programma. Ik zag de uitzending ook. En was in twijfel.
Ja Jelle, ik ken die eeuwige twijfel, die vooral in de 19/20e eeuw is ontstaan. Voorheen was er toch meer het ambachtelijke, het esthetische, ook doordat een kunstenaar vaak in opdracht werkte voor een heer, een koning. Ook werd er veel een verhaal verteld in een werk, uit de Bijbel, of een levensgeschiedenis van een vorst of heilige, en later, de rijke heren uit de 17e eeuw. Met de opkomst van het modernisme en het abstracte begonnen er krasjes te komen op die esthetiek. Eigenlijk al met Rembrandt, dus veel eerder al, omdat hij de heren toch niet zo mooi schilderde als ze zelf wilden. Hier gloorde de individualiteit al. Een kunstenaar van toen kon zijn eigen meesterschap en individualiteit in minieme details uiten. Met de komst van de conceptuele kunst in de loop van de 20e eeuw kwam er ook een verandering in de moderne kunst van Picasso cs, die toch ook al zeer controversieel was. Maar dat waren nog altijd portretten of onderwerpen die te duiden waren. Met het conceptuele in de kunst begon het tijdvak van de idee boven het ambachtelijke, en eigenlijk werd de kunst toen voor het grote publiek niet meer begrijpelijk. Geleidelijk groeide de idee, steeds meer individueel of politiek/maatschappelijk geengageerd, Je moest, om een kunstwerk te begrijpen, ook weten in welke context zo’n werk werd gemaakt. Het kunstwerk werd zo een soort icoon, een symbool, wat in het uiterste geval, alleen de kunstenaar zelf kon uitleggen.
En dan kom ik op de keuze van Project Rembrandt voor het werk van Hekkema. Als het hier om een werk gaat dat als achtergrond de huidige corona-crisis heeft, is het duidelijk dat een jury tegenwoordig voor het concept kiest. Je moet dan wel weten wat de achtergrond van dit schilderij is. In die context wordt gekozen. Als je niet weet waarover het gaat, zou je misschien een andere keuze maken. Bijzonder hè?
Ik heb op de kunstacademie veel met studenten gesproken over hun werk en pas bij het horen van het bijbehorende verhaal waardering of begrip voor het werk gekregen. Niet altijd, maar ok, het verhaal werd een belangrijke toegevoegde waarde. Of het kunstwerk nou ambachtelijk minder was dan een ander portret met minder lading deed er niet meer toe.
Frans
Beste Frans, het toegevoegde verhaal, laat staan de inbedding in een historisch context, kan beslist het zicht op een kunstwerk verdiepen. Maar ik wil een kunstwerk toch liever eerst op mijzelf laten inwerken en het verhaal later horen. Een schilderij, sculptuur, installatie of wat dan ook, als autonoom kunstwerk. En tja, dat is natuurlijk een uitgesproken modernistisch standpunt. Maar misschien is het ook wel een romantische opvatting, omdat je een kunstwerk nooit los kan zien van de culturele omgeving waarin het is gemaakt.