Skip to main content

hans x

Hans Beerekamp stopt als televisierecensent van NRC Handelsblad. Velen kennen hem als scherpzinnig beoordelaar van programma’s op de ‘treurbuis’. Te hopen valt dat hij nu weer zijn echte passie gaat volgen, die voor de cinema.

Alom wordt Hans Beerekamp (64) dezer dagen geprezen voor zijn monnikenwerk gedurende veertien jaren. Zo lieten bekenden uit de televisiewereld zich waarderend uit over de criticus: ‘Hij heeft de impact van tv op onze maatschappij goed ingeschat.’

Beerekamp heeft niet alleen een schrandere geest, maar hij beschikt ook over een ijzeren discipline. Beeld je in dat je dag in dag uit de hele avond én de hele nacht televisie op meerdere beeldschermen kijkt, om vervolgens tegen halfzeven je stukje te tikken en dat voor de krant van die dag door te sturen. Ik stel mij voor dat Beerekamp daarna in een diepe slaap stortte, waarin hij de vele opgedane indrukken moest verwerken, om – eenmaal wakker geworden – eind van de dag nog even snel boodschappen te doen alvorens weer met de afstandsbediening voor de buis plaats te nemen.

De NRC-recensent werd vorige week vrijdag door de Volkskrant, de rechtstreekse concurrent van NRC Handelblad, geïnterviewd over zijn naderende afscheid. Opvallend is dat hij beweert dat we door televisie en andere media worden volgestopt met angsten. Beerekamp: ‘Media dramatiseren en zijn altijd op zoek naar tegenstellingen. Die kunstmatige opgefoktheid en polariteit die in werkelijkheid stukken meevalt: zelfs de mensen die zeggen dat grenzen dicht moeten, vinden hun Turkse buurman best oké.’

Kunstmatige weergave

Een ander inzicht dat Beerekamp geeft, is dat van de invloed van televisieprogramma’s op ons leven. Over het tempo van ‘De Wereld Draait Door’ zegt hij: ‘[…] we zien vluchtige items met een presentator die erg snel praat. Die vorm is zeer bepalend geweest voor het wereldbeeld van kijkers, namelijk dat we in een soort van carrousel zitten waarin alles razendsnel gaat en waarin je erg je best moet doen om alles te kunnen bijbenen. Omgekeerd heb je de programma’s van Max, die zich richten op een oudere doelgroep, die de wereld juist veel langzamer maken dan die is. Die gaan dan zes weken lang meekijken bij een aantal mensen met caravans die elke avond jeu de boules spelen. Beide vormen zijn een kunstmatige weergave van de werkelijkheid.’

Het zijn rake observaties, die de tv-criticus ook in zijn recensies ten toon spreidde. Hans Beerekamp is een zeer getrainde kijker. Goed kijken leerde hij in de tijd dat hij filmrecensent was, voor hetzelfde dagblad, van 1977 tot 2003. Zijn werkelijke passie ligt dan ook niet bij de televisie maar bij de cinema. Dat is een sjiek woord voor de filmkunst, de artistieke film.

Je kunt je voorstellen dat iemand na 26 jaar de bakens wil verzetten. Beerekamp wisselde de bioscoopstoel in voor zijn huisfauteuil. Hoe kon hij de ‘treurbuis’, gemunt door Gerrit Komrij, verkiezen boven de cinema? In het Volkskrant-interview legt hij uit waarom hij het beroep van televisierecensent verkiest boven dat van filmjournalist: ‘Ik ben tv-recensent geworden omdat ik altijd zei dat televisie net zo serieus moest worden genomen als alle andere vormen van cultuur. We hebben de neiging het alleen te hebben over uitspraken tijdens een tv-programma, maar niet over de manier waarop dat gemaakt is en wat de visuele context ervan is.’

Grote Drie

In feite keek hij met een cinematografische bril naar al die televisieprogramma’s. Behalve naar de inhoud – het geleuter, het pretentieuze, het exhibitionistische, maar ook dat wat soms hout sneed – keek hij naar de vorm van programma’s; en in welke context die moesten worden bezien.

Voetballen heeft iets gemeen met film kijken. Bijna iedereen houdt ervan en praat er met overgave over bij het koffieapparaat. Maar zoals het spelletje met de bal een diepere laag kent, die van slimme tactiek en strategie, zo geldt dat ook voor de (betere) film. De artistieke film bestaat inmiddels een eeuw en kent net als elke andere kunstvorm een eigen ontwikkeling. Conventies binnen de filmtraditie volgen elkaar op, waarbij elke generatie van filmmakers voortborduurt op het werk van voorgangers. Door de voortschrijdende technologie is de kwaliteit van de films steeds beter geworden en ligt het accent meer dan eens op de vorm.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw was er ook op het vlak van de filmkritiek sprake van de Grote Drie: Hans Beerekamp (NRC Handelsblad), Peter van Bueren (de Volkskrant) en Hans Kroon (Trouw). Je las wekelijks hun filmbesprekingen en je vertrouwde op hun oordeel. In het geval van Beerekamp ging ik echter regelmatig de mist in. Het kwam voor dat ik een film die hij aanbeval maar niets vond. Het maakte mij duidelijk dat ik niet blindelings op zijn mening moest afgaan. De NRC-filmcriticus leek vooral enthousiast over regisseurs die zich nadrukkelijk om de vormtaal van hun films bekommerde.

Film te midden van de kunsten

In die dagen was ik verbonden aan het Amsterdamse filmtheater Rialto, waar ik samen met anderen filmfestivals en retrospectieven organiseerde. Toen wij op zeker moment van plan waren om een lezingenreeks getiteld ‘Film te midden van de kunsten’ op touw te zetten, schakelden we Hans Beerekamp in om gebruik te maken van zijn contacten bij NRC Handelsblad. Wij wilden de NRC-essayisten Willem Jan Otten, Rudy Kousbroek, K. Schippers en Abram de Swaan die lezingen laten houden. Beerekamp zag niets in het idee, waarna we maar zelf contact zochten met genoemde scribenten. Alle vier waren ze enthousiast om mee te doen. De lezingen werden in NRC Handelsblad afgedrukt (op die van De Swaan na; die ging niet akkoord met plaatsing in de krant). Later verschenen de vier lezingen gebundeld in boekvorm (boekje) bij uitgeverij Anthos.

Tot op de dag van vandaag is het mij een raadsel waarom Hans Beerekamp geen brood zag in het onderwerp. Als iemand de cinematografie was toegedaan dan hij toch? En, zoals ik aangaf in de inleiding bij de boekuitgave van de lezingenreeks, getiteld ‘Een maan van Saturnus’ (1989): de filmkunst is toch niet voorbehouden aan een groep van ingewijden? Nee, traditiegetrouw kan die op een groter publiek rekenen. In de artistieke film gaan kunstgenot en amusement hand in hand.

Een fragment uit die inleiding maakt duidelijk wat ik bedoel: ‘Opvallend is dat velen die wel het belang van de artistieke film onderkennen, deze vaak plaatsen tegenover de amusementsfilm. Mogelijk vloeit deze tegenstelling voort uit de opvatting dat kunst allereerst als vormexperiment moet worden beschouwd. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken, want kunst – dus ook de filmkunst – wordt tevens bepaald door de inhoud.’ En verderop in de inleiding stelde ik: ‘Artistieke films bevatten […] wel degelijk amusementswaarde, zoals dat op dezelfde manier geldt voor een theatervoorstelling of een muziekuitvoering. Men gaat in de eerste plaats voor zijn ontspanning naar een cultureel evenement en men hoopt daarbij dat het mooi en boeiend zal zijn.’

Welwillend advies

Hans Beerekamp is natuurlijk ook van mening dat vorm en inhoud goed samen kunnen gaan. Als je tenminste het kaf van het koren scheidt. De televisie kent heus wel pareltjes naast de vele oppervlakkige emotie- en entertainmentprogramma’s.

Op de foto bij het interview in de Volkskrant staat Beerekamp met een volle baard en toegeknepen ogen. Misschien hebben zijn ogen permanent die stand aangenomen door het jarenlang, dag in dag uit, kijken naar het kleine beeldscherm in zijn huiskamer. Televisieogen. Die baard geeft hem het aanzien van een ascetische zonderling. ‘Ik ben eigenlijk erg onthecht’, zegt hij. Hij heeft nog zeker tweeduizend dvd’s in de kast staan, evenals tweeduizend videobanden. ‘Ik heb onlangs nog twee nieuwe dvd-spelers gekocht omdat ik weet dat ook de dvd-speler straks tot het verleden behoort.’

Mijn welwillend advies: kom tevoorschijn uit het ondergrondse, Hans! Aanschouw het daglicht en sper je ogen open. Trim je baard en verruim je blik. Laat die dvd’s en videobanden waar ze staan en snel naar de bioscoop. De cinematografie komt immers het beste tot haar recht in de bioscoopzaal. Alleen daar krijgt de magie van het film kijken gestalte; ook al is de ratelende filmprojector verdwenen. Gezeten in het donker tussen andere bezoekers voltrekt zich het oogstrelende lichtspel op het filmdoek. Niet in de huiskamer.

En schrijf alsjeblieft weer met al jouw deskundigheid over de bioscoopfilm, want daar ligt je passie. Niet bij de televisie.

Jelle

Schrijver Jelle

Als journalist publiceerde ik over uiteenlopende onderwerpen, maar vooral over film, literatuur en onderwijs. Ik redigeerde boeken, tijdschriften, brochures en artikelen. Van diverse filmbladen en universiteitsbladen was ik hoofd- of eindredacteur. Bij een dagblad was ik chef kunst. Als freelancer werkte ik voor verschillende journalistenbureaus. Als ghostwriter kroop ik in de huid van anderen en schreef ik zowel persoonlijke als zakelijke stukken.

Bekijk de essays van Jelle

Uw reactie