Enkele maanden voor zijn dood hield de Amerikaanse schrijver James Salter aan de universiteit van Virginia drie colleges over zijn schrijverschap. Ze verschenen gebundeld als ‘The Art of Fiction’. De Nederlandse vertaling ‘De kunst van fictie’ volgde een dezer dagen. Een kijkje in de keuken van een volleerd schrijver.
Soms worden schrijvers ‘herontdekt’. Of zelfs ‘ontdekt’ terwijl ze al een leven lang schrijven. Of al dood en begraven zijn. John Williams is zo’n auteur wiens boeken jaren na de oorspronkelijke publicatie in Nederlandse vertalingen gretig aftrek vinden. Ook van James Salter, een andere Amerikaanse auteur, zijn boeken afgestoft en opnieuw in vertaling uitgebracht.
Uitgeverij De Bezige Bij kwam in 2015 met een herziene vertaling van ‘Burning the Days’ uit 1997: ‘Dwars door de dagen’ luidde de titel van deze door Gerda Baardman vertaalde autobiografie. De eerste druk was bij uitgeverij Meulenhoff in 1997 verschenen.
De roman ‘Light Years’ (1985) kwam in 2014 bij de Bezige Bij voor het eerst uit in een vertaling van Peter Verstegen. Met de roman ‘All that is’ (2013) ging het bij dezelfde uitgeverij vlugger: in hetzelfde jaar als de Amerikaanse uitgave verscheen de Nederlandse vertaling van Ton Heuvelmans, gevolgd door vele drukken vóór de jaarwisseling.
Kristalhelder
Van James Salter wordt gezegd, net als van John Williams trouwens, dat het een schrijver is die bijna uitsluitend wordt gelezen door andere schrijvers (een ‘writer’s writer’). Aan zo’n typering kleeft het beeld van ‘hoogstaande’ literatuur, die voornamelijk door vakgenoten op waarde geschat kan worden. Welnu, dit is onzin. Lees als geïnteresseerde leek, als niet-ingewijde, de boeken van James Salter en je wordt overrompeld door het kristalheldere taalgebruik van deze schrijver die in 2015 overleed. De vele herdrukken van zijn boeken zijn het bewijs dat Salter kan rekenen op een brede schare lezers.
Slechts enkele maanden voor zijn dood, op de respectabele leeftijd van 89 jaar, hield James Salter op uitnodiging drie colleges aan de universiteit van Virginia over de kunst van fictie. In 2016 werden ze gebundeld in het boekje ‘The Art of Fiction’. Een dezer dagen komt de Nederlandse vertaling uit. Ik las de oorspronkelijke uitgave, waarop ik mij in het volgende baseer.
Salter heeft zijn colleges achtereenvolgens de volgende titels meegegeven: ‘’The Art of Fiction’, ‘Writing novels’ en ‘Life into Art’. Van een systematische behandeling van het schrijven van romans is echter geen sprake. Salter put in deze colleges uit zijn eigen ervaringen als schrijver én als lezer. In navolging van vele anderen voert hij aan dat de beginzin van een roman uiterst belangrijk is. Wanneer is die eerste zin geslaagd? “Then there is the first time you read the opening words of a book and feel a kind of warning, an electricity running through you, the same as sex.”
Flaubert
Redacteuren van uitgeverijen zijn natuurlijk ook gespitst op die eerste pagina van elk manuscript. Doet die iets met mij als lezer? Word ik als lezer direct het verhaal ingezogen? Op basis van die eerste pagina bepaalt zo’n redacteur meestal of een manuscript retour gaat (indien een gefrankeerde retourenvelop door de zender is toegevoegd), in de prullenbak verdwijnt (indien een gefrankeerde retourenvelop ontbreekt), of dat het manuscript nog een kans krijgt en de redacteur verder leest.
Een uitgeverij schat een manuscript niettemin lang niet altijd op waarde. En ook al vindt een manuscript de weg naar publicatie, dan wordt het boek meer dan eens niet op zijn merites beoordeeld. James Salter kan daarvan meepraten; ook zijn werk kreeg soms slechte kritieken te verduren.
Niettemin rees zijn ster, eerst onder de fijnproevers en later onder een breder publiek. In de loop der tijd werd zijn naam in één adem genoemd met andere grote Amerikaanse schrijvers, zoals Ernest Hemingway en Henri Miller.
Het waren andere schrijvers die Salter inspireerden: Nabokov, Faulkner, Saul Bellow en Isaac Singer. Hij verwijst naar passages in hun werk, maar eerder nog zijn het Europese schrijvers die hem tot voorbeeld strekten. In de eerste plaats is dat de Franse, negentiende-eeuwse schrijver Gustave Flaubert. Zijn oeuvre is, zo mogen we gerust stellen, een ijkpunt.
Het juiste woord
James Salter voert aan dat Flaubert objectief en precies wilde schrijven, waarbij hij terughoudend was in het gebruik van metaforen en het innemen van morele standpunten. ‘Objectief’ en ‘precies’ schrijven kunnen we opvatten als helder en adequaat schrijven.
Flaubert streefde ernaar om het verhaal, bijvoorbeeld dat van ‘Madame Bovary’, ogenschijnlijk zichzelf te laten vertellen. Salter: “Flaubert sought to remove himself from his book entirely, to have it exist without him, as if his attitudes were not a part of it, his sense of irony, his taste.” Natuurlijk kan dat niet en hangt de verteller altijd boven het verhaal, welk vertelperspectief er ook wordt gekozen. Maar het is knap als een schrijver de verteller op de achtergrond weet te houden.
Laat ik eens een willekeurig fragment uit het werk van Salter lichten, eentje op de eerste pagina van de roman ‘Lichtjaren’: “De dag is wit als papier. De ramen zijn ijzig. De steengroeven liggen er verlaten bij, de zilvermijn staat onder water. De Hudson is hier weids, weids en roerloos. Een donker land, een land van steur en karper. In de herfst was het zilverig van de elft. De ganzen vlogen over ons hoofd in hun lange, wisselende V’s . Het getij stroomt binnen vanuit zee.”
Vergelijk dat eens met het volgende fragment uit ‘Madame Bovary’ (in de vertaling van Hans van Pinxteren): “Madame Bovary had haar raam aan de tuinkant opengezet en keek naar de wolken. Deze stapelden zich in het westen op, naar Rouen toe, snel jagend met donkere wielingen; en als de gouden schichten van een zwevende trofee schoten er grote banen zonlicht achter vandaan, terwijl de rest van de hemel open was en blank als porselein.”
Ik geef deze twee passage niet weer om aannemelijk te maken dat Salter Flaubert naar de kroon probeert te steken. Nee, ik doe dat om duidelijk te maken dat beide auteurs een kristalheldere taal bezigen.
Leren kijken
Voordat James Salter zich vestigde als schrijver was hij piloot in het Amerikaanse leger; hij diende maar liefst twaalf jaar bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij was, begin jaren vijftig, gevechtspiloot tijdens de Koreaanse oorlog. Als vliegenier heeft hij goed leren kijken en hij is dat blijven doen toen hij ging schrijven.
Schrijvers zijn wat het kijken betreft verwant aan schilders. Salter: “For myself, I like to go and look at pictures and think, as I do, of what I am writing or might write. With painters, first of all, it’s their perception of things. And then what they choose, sometimes as if unconcernedly, to paint.”
Pas als je ‘de dingen’ nauwgezet hebt waargenomen, kun je ze gedetailleerd beschrijven: “As a writer you are continually confronted with the need to visualize a scene or a sequence or feeling and then, as completely as you can, write it down.”
Hoe dat gebeurt, hangt af van de stijl van een schrijver. Hoewel Salter liever spreekt over de ‘stem’ van de schrijver, ook al zijn stijl en stem niet helemaal hetzelfde. “Style is a preference; a voice is almost genetic, absolutely distinctive.”
Stem
Bijna iedere prille schrijver heeft nog geen eigen stem. In het begin van iemands schrijfcarrière imiteert deze vaak de stem van schrijvers tegen wie hij of zij opkijkt. Het komt erop aan je eigen stem te zoeken en te vinden; elke schrijver staat voor die uitdaging. Goed voorbeeld is de stem van Louis Ferdinand Céline. Die herken je uit duizenden. Neem het begin van ‘Reis naar het einde van de nacht’ (in de vertaling van E.Y. Kummer): “Zo is het begonnen. Ik had tevoren nooit iets gezegd. Nooit. Arthur Ganate, die heeft me aan het praten gebracht. Arthur, ook een student in de medicijnen, een vriend van me. We kwamen elkaar tegen op de place Clichy. Na het middageten. Hij wilde me spreken. Ik luisterde. ‘Laten we hier niet blijven staan!’ zei hij, ‘ga mee!’ Ik ging met hem mee.” Je hóórt de personages praten. Céline zei van zichzelf: ‘Je suis un homme à style.’ Het is Salter die dit citaat aanhaalt en hij laat erop volgen: “His was a new voice and a brilliant new style.”
Wil je als schrijver verder beslagen ten ijs komen, dan is gevoel voor ritme een basisvoorwaarde volgens Salter. “I would say that teaching writing is more like teaching dancing. If someone has a sense of rhythm, you might teach them something.” Het ritme van woorden – net als hun muzikaliteit, hun klankkleur – verleent sfeer aan het verhaal. En een sfeermaker is Salter als geen ander. Neem de eerste zin uit de roman ‘Alles wat is’: “De hele nacht snelde het water in het donker voorbij. Laag op laag in ijzeren kooien benedendeks opgestapeld, lagen honderden mannen, velen op hun rug en met de ogen open hoewel het bijna ochtend was.” Een tastbaar beeld.
Wat leert James Salter de beginnende schrijver in deze drie colleges? Kijk goed, in het echt of met je geestesoog, naar het beeld dat je wilt creëren. Probeer dat beeld helder en precies in woorden uit te drukken. Let op het ritme van je woorden; laat ze dansen, blaas ze leven in. Streef ernaar je eigen stem te laten klinken, want dat maakt een tekst uniek.
Ik sluit af met een citaat van Gustave Flaubert dat James Salter in zijn college ‘The Art of Fiction’ aanhaalt: “Een goede prozaregel behoort te zijn als een goede poëzieregel, onveranderbaar, en net zo ritmisch en helder.” Ieder woord doet ertoe, in proza en in poëzie. Ga er maar aan staan.
James Salter.: ‘The Art of Fiction’. Met een inleiding van John Casey. University of Virginia Press. Charlotteville/Londen 2015. € 21,95.
Publicatiedatum: 1 december 2016