Afgelopen week waren in Eye voor het publiek de examenfilms van afgestudeerden aan de Filmacademie te zien. Altijd spannend wat prille filmmakers hebben gebakken van hun afstudeerwerk. Zit er een nieuwe Paul Verhoeven tussen? Filmcritici zagen vooral egodocumenten, waarin de leefwereld van de studenten centraal staat. Qua vorm zijn het conventionele films die naadloos passen in de Nederlandse filmcultuur.
Dit jaar studeren er 76 studenten af aan de Amsterdamse Filmacademie, hetzij als regisseur, cameraman of cameravrouw, editor of scenarist. In teams hebben ze aan hun films gewerkt. Traditie is dat (min of meer) bekende acteurs zich beschikbaar stellen om de scripts tot leven te brengen.
In het voorprogramma van een film die ik woensdag in Eye bezocht, was een trailer van het Filmacademie-festival. Thema’s als liefde, geweld, eenzaamheid, dood en seks zouden erin worden aangesneden. Universele thema’s inderdaad, maar wat mij opviel was dat ze zonder enige artistieke pretentie werden aangekondigd.
Om er een paar speelfilms uit te lichten: ‘Aimée’ van Daan Groot gaat over een studente die callgirl wordt, in ‘Sirene’ van Zara Dwinger worstelt een tiener met zijn genderidentiteit, en in ‘Bloed kruipt’ van Laras Reinstar draait het om een kwetsbare kickbokser.
Het zijn films van twintigers over twintigers. Directeur Bart Römer nam het bij de presentatie in Eye voor zijn studenten op. Hij roemde zijn studenten niet alleen vanwege hun passie, maar ook – en ik citeer nu filmcriticus Jan Pieter Ekker in Het Parool ‘omdat ze hun eigen onzekerheid tonen en ze zichzelf ter discussie durven te stellen, zonder te vervallen in ijdeltuiterig gedrag.’ Het commentaar van Ekker op de lofuiting van Römer: ‘Het is echter maar de vraag of de studenten zichzelf bewust ter discussie stellen, of dat hun belevingswereld nu eenmaal niet groter is.’ Maar, de filmcriticus realiseert zich dat, de pas gediplomeerden zijn nog ‘piepjong’.
Te braaf
Ook de uitgebrachte documentaires zijn egodocumenten. Zo spreekt Cláudio de Oliveira Marques in ‘Een onvergetelijk afscheid’ met mensen die suïcidale neigingen vertonen. Hij koos voor dit onderwerp, omdat een goede vriendin van hem zelfmoord pleegde. En in ‘Kristians Prelude’ volgt Winand Derks van de Ven een vriend die kanker krijgt.
De films van deze afstudeerders zijn, hoe kan het anders, beginnersfilms. Je kunt er een hoop op aanmerken – Jan Pieter Ekker vindt vooral de documentaires ‘immatuur’, onvolwassen, ogen – maar Cláudio de Oliveira Marques won met zijn documentaire de VPRO Documentaire Prijs en Daan Groot sleepte met zijn fictiefilm de Topkapi Films Fictieprijs in de wacht.
Toch is er kritiek. ‘Wat is de meerwaarde van al die persoonlijke ontboezemingen?’, vraagt filmcriticus Sabeth Snijders zich in NRC Handelsblad af. Haar conclusie: ‘De lichting van 2017 heeft weinig behoefte veel risico’s te nemen.’ De films ‘hadden de conventies wel een tikkeltje minder braaf mogen volgen’. En filmcriticus Bor Beekman oordeelt in de Volkskrant: ‘[…] als collectief doen de films denken aan een opleiding waar de neuzen iets te veel dezelfde kant opstaan – of dezelfde kant op worden gemasseerd. Meer experiment graag.’
Particuliere beslommeringen
‘De Nederlandse film hypochondert zich ziek’, zo luidde afgelopen dinsdag de kop boven een opiniestuk in de Volkskrant van filmjournalist Karin Wolfs. Het betrof hier een beknopte versie van een artikel dat op 5 juli in het jubileumnummer( 400ste) van De Filmkrant verschijnt. Wolfs hakt er stevig in: ‘De wereld in de Nederlandse speelfilm is gekuist van klimaatproblemen, van het immigratievraagstuk, van polarisering en extremisme, van eurocrisis, oprukkende controlestaat, populisme, haperende markteconomie en groeiende ongelijkheid.’
De ‘volwassen’ Nederlandse film zou zich in deze visie dus eigenlijk niet onderscheiden van de ‘immature’ films van de afstudeerders van de Filmacademie. Wolfs, die zich in dit artikel niet zozeer richt tot deze afstudeerders als wel tot de Nederlandse film in het algemeen wijst op de kenmerken van ‘het gros van de serieuzere Nederlandse bioscoopfilms: dialoog gedreven drama dat draait om een richtingloos ik, getroubleerde familieverhoudingen of andere particuliere beslommeringen als ziekte en dood.’ Egodocumenten dus.
Linke Nieber spreekt een dag eerder in NRC Handelsblad ook over egodocumenten als ze het heeft over documentaires op televisie. Televisiemakers als Sophie Hilbrand (‘Sophie In de mentale kreukels’) en Filemon Wesselink (‘Het is hier autistisch’) nemen resp. hun burn-out en autisme onder de loep. En er zijn momenteel bij de omroepen nog meer van dit soort ‘persoonlijke documentaires’. Het is navelstaarderij die voor een breed publiek interessant is. Kijkers laven zich aan het sterrendom op televisie en identificeren zich met hun problematiek. Dat geldt zowel voor speelfilms als voor documentaires. Karin Wolfs doelt met name op de speelfilm als zij, na de prelude in de kop boven haar artikel, in haar opiniestuk boud beweert: ‘Met zijn overdreven aandacht voor louter particulier drama hypochondert de Nederlandse film zich ziek.’
Emotie verkoopt
Wat zeker waar is: emotie triggert, op een makkelijke manier. Emotie verkoopt en trekt kijkcijfers. Moeilijker is het om films aan de man te brengen die qua structuur complex zijn en waarin het tevens draait om de vorm; films die minder conventioneel zijn, ja, subversiever. Dan kom je uit bij de normatieve uitspraak van Karin Wolfs in genoemd stuk: ‘Film ontleent zijn waarde aan het artistieke vermogen ons bewust te maken van de wereld waarin wij leven.’ Het mag in deze optiek best gaan om ‘ikke’, maar dan wel eentje in de wereld – en hoe die wereld en ‘ikke’ elkaar wederzijds beïnvloeden.
Het betekent dat je als filmmaker een weg inslaat waarbij je niet gedreven wordt door egocentrisme en narcisme. En waarbij een film niet op voorhand gezien wordt als koopwaar (kijkcijfers, bioscoopbezoek, dvd-verkoop), maar als artistiek product.
Voor de goede orde: dit soort films wordt óók gemaakt. Bijvoorbeeld de film ‘Ascent’ van Fiona Tan; dat was de film die ik woensdag in Eye zag. Fiona Tan, gelauwerd beeldend kunstenaar van prachtig audiovisueel werk, maakte een bijzondere ‘fotofilm’. Wat te zien valt is een aaneenrijging van unieke foto’s van de berg Fuji, die voor Japanners een belangrijk symbool is. De beelden worden aaneen geregen door twee begeleidende stemmen als voice-over. De uitgesproken teksten zijn openhartig. Het resultaat is een film met hoge esthetische waarde, doordrenkt van menselijke ervaringen.
Of neem de documentaire ‘De keuze van mijn vader’ van Yan Ting Yuen, waarvan ik vorige week in het Amsterdamse Rialto de première zag. Filmcriticus Dana Linssen zegt daarover in NRC Handelsblad: ‘Een historisch document over de grote Chinese migratiestromen sinds de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie. Een speels filosofisch essay met geënsceneerde scènes over vrijheid en identiteit, en over de vraag waarom haar vader, die partijbons had kunnen worden, restauranthouder werd.’ Vijftig jaar lang had Yan Ting Yuens vader een Chinees restaurant in Maastricht.
Dana Linssen noemt de film van Yan Ting Yuen ‘een egodocumentaire die geen egodocumentaire is’. Dat is nogal cryptisch geformuleerd. Ik vind deze documentaire helemaal geen egodocumentaire; de focus ligt geen moment op de regisseur, maar uitsluitend op haar vader. Bovendien wordt de film gekenmerkt door een gelaagdheid waardoor de film zeker geen eendimensionale strekking heeft.
Eigenzinnigheid
De leiding van de Filmacademie zou zich eens de vraag mogen stellen: wat voor studenten willen we opleiden? Dat de door hen verbeelde wereld samenvalt met hun leefwereld: dat zij zo. Ze zijn jong en hun wereld wordt nog wel groter. Maar waarom stimuleer je niet dat ze andersoortige films maken dan conventionele? Waarom zouden ze zich beperken tot ‘brave’ films, die zich in de vorm conformeren aan die van klassieke voorgangers?
Aan de Rietveld Academie is het toch ook niet zo dat de afstudeerproducten van studenten qua vormgeving per definitie lijken op die van de gevestigde kunst? Nee, daar wordt de creativiteit van de studenten gestimuleerd. Ná de Filmacademie wordt elke nieuwe generatie regisseurs, cameramensen, editors en scenaristen gedwarsboomd in mooie plannen. Bij het Nederlands Filmfonds moet vaak het script aangepast worden voordat een filmmaker in aanmerking komt voor subsidie. Die aanpassingen verhogen meestal het conventionele gehalte van een film. Is de film in kwestie een eenheid? Zijn er losse eindjes die weggewerkt moeten worden? Terwijl juist goede films een loopje nemen met dit soort conventies. Daardoor zijn ze verrassend.
Ook producenten lopen filmmakers voor de voeten. Die hebben de neiging om invloed uit te oefenen op een script. Al is het maar met het excuus dat voor bepaalde scènes het geld ontbreekt.
Filmmakers die zich hier succesvol tegen weten te verzetten, tonen hun eigenzinnigheid. Ze blijven pal staan voor hun artistieke vrijheid; ze maken films die gelaagd en onvoorspelbaar zijn.
Regisseur Yan Ting Yuen, die na afloop van de première van haar documentaire ‘De keuze van mijn vader’ door Hanneke Groenteman werd geïnterviewd, maakte duidelijk dat ze volhardde in haar overtuiging. Toen haar producent bepaalde dingen wilde veranderen, hield zij voet bij stuk. Het gevolg is een film die door alle kranten lovend werd ontvangen.
Haar film maakt indruk. Het gaat bij de cinema dan ook niet om het behagen van het grote publiek door herkenbare emoties uit te beelden, maar om het tonen van authentieke ervaringen die de kijker met vragen achterlaat.