Op 28 maart presenteerde de Britse historicus Michael Pye in de Amsterdamse boekhandel Scheltema zijn nieuwste boek ‘Aan de rand van de wereld – Hoe de Noordzee ons vormde’. Pye maakte duidelijk dat je op veel manieren over het verleden kan schrijven. De geschiedenis licht steeds anders op, afhankelijk van het perspectief dat je als auteur kiest.
Michael Pye is behept met die typische Britse humor en daarom aangenaam om naar te luisteren. Hij publiceerde zowel non-fictieboeken als historische romans. Hij wees er tijdens de boekpresentatie op dat geschiedenis “niet alleen die van oorlogen is, maar ook van levens”.
Een waarheid als een koe natuurlijk. De Franse mentaliteitsgeschiedenis, met nadrukkelijke aandacht voor de gedachten en gevoelens van groepen mensen in het verleden, bracht die levens al in beeld. In geschiedschrijving zie je echter nog steeds dat het kader wordt gevormd door de ontwikkeling naar de eenheidsstaat, zoals die met name in de negentiende eeuw in Europese landen zijn beslag vond. Zelfstandige regio’s werden aaneengesmeed tot een geheel. Dat geldt vanaf de zeventiende eeuw voor de ‘provinciën’ in ons eigen land, maar ook voor de negentiende-eeuwse lappendekens Italië en Duitsland.
Stipje
De Amsterdamse historicus Piet de Rooy publiceerde ‘Ons stipje op de waereldkaart’, een studie over de politieke cultuur van het moderne Nederland in de afgelopen twee eeuwen. De titel suggereert dat Nederland door de auteur bezien wordt voorbij de grenzen van de ‘vaderlandse geschiedenis’. De Rooy heeft een boek geschreven dat in zijn beknoptheid lucide is, maar de omringende wereld buiten Nederland sijpelt maar mondjes maat naar binnen. In feite behandelt ‘Ons stipje op de waereldkaart’ de Nederlandse parlementaire geschiedenis. De landsgrenzen blijven grotendeels het kader vormen.
De Belgische historicus Rolf Falter wil in zijn ‘België – Een geschiedenis zonder land’ een breder perspectief bieden. Hij poogt het verleden ‘zonder grenzen’, ‘als chaos in actie’ weer te geven. België is een land waarin de natiestaat niet tot volle wasdom is gekomen, maar Falter richt de aandacht op iets anders, op “kruispunten van botsende talen en religies, voetmatjes van buren zonder scrupules. De Schelde! De Maas! […]”.
Eigen beschaving
Michael Frye heeft met ‘Aan de rand van de wereld’ het verleden willen belichten door naar voorwerpen te kijken die tussen 700 en 1700 in de grond verzeild zijn geraakt. Frye in de inleiding van zijn boek over de locatie van het Zeeuwse Domburg: “Er waren overblijfselen van een nederzetting aan de kust, één enkele weg van oost naar west met houten loodsen om goederen op te slaan en te sorteren en genoeg muntgeld om te vermoeden dat er serieus handel werd gedreven. En er waren graven die niet christelijk konden zijn omdat er fraaie bronzen beeldjes met dierenmaskers werden aangetroffen en een gevlochten halssnoer. Dit waren spullen van de Vikingen.”
Die overblijfselen zeggen iets over levens van vroeger. Het komt erop aan die spullen te duiden. “Zo”, aldus Frye tijdens zijn boekpresentatie in Scheltema, “weten we dat de Friezen de zilveren munt uitvonden ten behoeve van de internationale handel”. Zijn boude bewering is dat de culturen rondom de Noordzee de moderne wereld hebben voorbereid. Deze zienswijze staat haaks op het stereotiepe beeld dat in de ‘donkere, vroege Middeleeuwen’ door de invasie van Romeinen het barbaarse Noorden blijvend beïnvloed werd door de beschaving van het zuidelijk Europa. Noordelijk Europa kende een eigen beschaving, aldus Frye. De Vikingen waren bijvoorbeeld niet alleen brandschattende woestelingen, dood en verderf om zich heen zaaiend. Nee, zij stichtten ook nieuwe nederzettingen en brachten er handel van elders naartoe.
Meeslepend
De Vikingen zagen als eersten de Noordzee niet als ‘de rand van de wereld’, niet als iets ‘mythisch’, maar als een middel om te exploiteren, om handel te drijven. De zee bracht Friezen, Franken en Vikingen op verre plaatsen buiten hun eigen woonstek. Frye tijdens de boekpresentatie: “De zee was de meest praktische manier om je te verplaatsen, maar bedenk dat het in die tijd moed vergde om de zee op te gaan en nieuwe horizonten te verkennen. Sterker uitgedrukt, het was niet minder dan een nieuwe ‘state of mind’.”
De aanpak van Frye leidt zeker niet tot een nationalistische geschiedschrijving. Door de internationale handel kwamen uiteenlopende etnische groeperingen en culturen met elkaar in aanraking. Ze beïnvloeden elkaar, namen het beste van elkaar over. Dat laat Frye zien.
De afgelopen tijd zijn er meer boeken verschenen waarin niet de landsgrenzen het uitgangspunt vormen voor geschiedschrijving, maar het water, de zee. Wat die boeken verder gemeen hebben, is dat ze verdraaid goed geschreven zijn, net als het boek van Frye, die een journalistieke achtergrond heeft. In dat opzicht zijn het geslaagde publicaties in het genre van literaire non-fictie.
Neem ‘De Wadden – een geschiedenis’ van Mathijs Deen, programmamaker van de VPRO. ‘De Wadden’ is het verhaal “van boeren en vissers, Romeinse krijgsheren, Friezen, Vikingen, lekenbroeders, piraten, vluchtelingen, gelukszoekers, schipbreukelingen, bezetters en badgasten, die zich allen op hun eigen manier schikten naar de wetten van water, wind en zand”. Deze flaptekst doet geheel recht aan de inhoud van het boek, dat meeslepend is geschreven.
Waterfront
Ook in de verzamelbundel ‘Ah Triëst…’ vormt de zee, naast het achterland, het vehikel aan de hand waarvan verhalen worden verteld. Het boek bestaat uit artikelen over (vooral) schrijvers die in de multiculturele plaats Triëst verbleven toen dit de enige havenstad van het Habsburgse Rijk was, tot 1918. De meeste artikelen stonden eerder in het literaire tijdschrift Het Oog in ’t Zeil en als een goede wijn die een tijd is blijven liggen, zijn ze nu – gerijpt – gepubliceerd.
Een haven heeft een waterfront, vaak is dat een vrijplaats voor internationale handel. Volgens een van de auteurs, Jan Paul Hinrichs, neemt Triëst een ‘markante positie’ in op de landkaart: “Van oudsher is de stad een grensstation tussen de Romaanse wereld en de Slavische landen en de Balkan. In de Habsburgse tijd sprak de stad een lokaal Italiaans dialect, het platteland eromheen een Sloveens dialect en de stedelijke bureaucratie Duits. De heterogeniteit van Triëst blijkt ook al uit de namen van de bekende Italiaans-Triëstijnse schrijvers: Italo Svevo heette Ettore Schmitz; de schrijversnamen Giani Stuparich en Scipio Slapater verraden een Slavische oorspong; de dichter Virgilio Giotti heette eigenlijk Virgilio Schönbeck.” De zee bepaalde mede hun literair bewustzijn.
Stendahl was consul in Triëst. Italo Svevo volgde er Engelse les bij James Joyce. Rilke zat buiten Triëst op een kasteel en zag dagelijks de eindeloze zee van kleur veranderen. En Claudio Magris valt, als je geluk hebt, nog steeds aan te treffen in een van de koffiehuizen van Triëst, schrijvend en lezend aan een tafeltje.
Venster op de wereld
Hoe mooi de zee kan zijn, valt te zien in het boek ‘Omweg naar Istanbul – De kusten van de Zwarte Zee’ van journalist Olaf Tempelman en fotograaf Marco van Duyvendijk. Daarin staan prachtige foto’s afgedrukt van de kusten van de Zwarte Zee. Van die van Istanbul, Sotsji, Jalta, Odessa – om een paar steden te noemen.
De Zwarte Zee grenst tegenwoordig aan Turkije, Georgië, Abchazië, Rusland, de Krim, Oekraïne, Roemenië en Bulgarije. Tempelman en Van Duyvendijk deden hun rondje Zwarte Zee gedurende vijf zomers. Tempelman beschrijft hoe hij in Jalta de straathandelaar Georgi Gorbanov ontmoette: “Hij had Russisch, Joods en Turks bloed, en licht Aziatische ogen, de genen van zijn grootmoeder, een Krim-Tataarse.” Aan de Zwarte Zee leven, bericht Tempelman, volkeren door elkaar en bestaan culturen naast elkaar, maar niet zoals vroeger.
‘Gastvrije Zee’ noemden Griekse zeelieden uit de oudheid de Zwarte Zee. De zee was het venster op de wereld, de ruimte die overgestoken werd om elders handel te drijven. De wereld lag open. In de reisimpressie ‘Omweg naar Istanbul’ wordt die tijd van weleer tot leven gewekt, tegen het decor van het heden. Opvallend is de verscheidenheid van culturen. De Russische schrijver Tolstoj bevond zich in 1854 in Sevastopol op het moment dat de contouren van ‘Oorlog en vrede’ zich in zijn hoofd vormde. De Romeinse dichter Ovidius, in ongenade gevallen bij keizer Augustus, werd in het jaar 8 van onze jaartelling verbannen naar Tomis. Tempelman: “Luisterend naar de Zwarte Zee werd Ovidius gekweld door heimwee. In zijn ‘Tristia’, Treurzangen, vond hij woorden voor zijn ontheemding die al tweeduizend jaar meegaan.”
Mozaïek
Tegenwoordig wordt alom de nationalistische kaart weer gespeeld. De paradox van globalisering is dat landsgrenzen er weer toe doen; ook die op zee. De multiculturele wereld die door toedoen van internationale handel op menig plaats bestond, ligt achter ons. Dat leidt zelfs af en toe tot landjepik, zie de Krim.
Om het mozaïek van het verleden te schilderen, is de zee – die dezelfde horizon vormt van aan elkaar grenzende landen – een mooie invalshoek voor levendige geschiedschrijving. En als je dan ook nog eens van doen hebt met rasvertellers, die het metier van de (literaire) non-fictie tot in hun haarvaten beheersen, is dat het lezen van deze boeiende boeken dubbel en dwars waard.
Michael Pye: ‘Aan de rand van de wereld – Hoe de Noordzee ons vormde.’ Uitgeverij De Bezige Bij, Antwerpen 2014 (zesde druk).
Piet de Rooy: ‘Ons stipje op de waereldkaart – De politieke cultuur van modern Nederland.’ Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam 2014 (derde druk).
Mathijs Deen: ‘De Wadden – een geschiedenis.’ Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam 2013 (vierde druk).
Rolf Falter: ‘België – Een geschiedenis zonder land.’ Uitgeverij De Bezige Bij, Antwerpen 2013 (negende druk).
Olaf Tempelman: ‘Omweg naar Istanbul – De kusten van de Zwarte Zee.’ Met foto’s van Marco van Duyvendijk. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam 2013 (tweede druk).
‘Ah Triëst…’ Samengesteld door Jan Paul Hinrichs en Thijs Wierema. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2012.
Publicatiedatum: 7 april 2015