De klassieke roman kan écht niet meer, verklaart de Britse schrijver Jonathan Coe omstandig. Ook hij lijkt met die ‘klassieke roman’ de negentiende-eeuwse roman te bedoelen. Worden er tegenwoordig inderdaad nog romans gepubliceerd waarvan schrijvers als Balzac en Dostojevski het fundament legden? Ter beantwoording van deze vraag volgen we Milan Kundera’s beschouwing over de roman.
Jonathan Coe deed zijn uitspraak in een interview met Scriptplus-docent Peter de Rijk. Dit interview en dertien andere interviews met buitenlandse schrijvers verschenen op de site van Scriptplus in de reeks ‘Over de grens’. Samen zijn ze nu gebundeld in de boekuitgave ‘Stemmen uit de wereldliteratuur’.
Alle geïnterviewde – meestal jonge – auteurs hebben als oogmerk opzienbarende boeken te schrijven. Dus niet eentje waarvan er dertien in een dozijn gaan. Jonathan Coe vertelt dat hij zich laat inspireren door de film. In zijn meest recente roman ‘Nummer 11’ gaat het onder andere om het genre van de B-film. Coe: “Ik laat zien dat de beelden van B-films, horror- en sciencefictionfilms onderdeel van onze werkelijkheid worden. Ik denk dat dit soort films onder je huid kan kruipen.” En dat is vanzelfsprekend de uitdaging bij het schrijven van een roman: dat deze bij de lezer ‘onder de huid kruipt’.
Scenische opbouw
B-films kennen veelal een scenische opbouw. Die aanpak is uit nood geboren. B-films worden per definitie met een klein budget gemaakt. Dan is er geen geld voor grote spektakelfilms met een meer epische verteltrant. Daarom raakt de B-film qua structuur aan het theater. Daar wordt de compositie ook gekenmerkt door een duidelijke intrige, waarin een beperkt aantal personages optreedt, met een overzichtelijk handelingsverloop.
In een van zijn boeken over de romankunst, ‘Verraden testamenten – Essays over de kunst van de roman’, verklaart Milan Kundera: “Aan het begin van de negentiende eeuw wordt de scène het fundamentele element van de romancompositie, waarmee de romancier zijn virtuositeit bewijst.” En hij vervolgt: “Bij Scott, bij Balzac, bij Dostojevski wordt de roman opgebouwd als een reeks scènes, die minutieus worden beschreven met hun decor, hun dialoog en hun handeling.” Kundera is van mening dat bij Balzac en Dostojevski de kunst van de scène geïnspireerd wordt door ‘een passie voor het dramatische’: het toneel.
Kundera verdedigt dat in de eerste helft van de negentiende eeuw een ‘nieuwe esthetiek’ van de roman ontstond, gekenmerkt door een ‘theatraal karakter’ van de compositie: het raamwerk van een verhaal. En ja hoor, ook voor Kundera geldt dat deze zich manifesteert door één enkele intrige, dezelfde personages en een handelingsverloop in kort tijdsbestek. De ironie wil dat Jonathan Coe zich beroept op een scenische compositie van zijn roman, geïnspireerd door B-films, waarmee hij wil afwijken van de geplaveide paden maar ondertussen volstrekt beantwoordt aan de stelregels van de ‘klassieke’ negentiende-eeuwse roman van Balzac en Dostojevski.
‘Het leven zelf’
Ook voor de Britse literatuurcriticus James Wood vormt de negentiende-eeuwse romankunst het onderwerp in boeken als ‘Hoe fictie werkt’ en ‘Tintelingen – het lezen en schrijven van literaire fictie’ (beide door mij eerder besproken voor Scriptplus). In het bijzonder de Franse en Russische literatuur uit die tijd, met hun realisme en psychologie, spreken hem aan. Maar James Wood schaart zich niet in het kamp van Milan Kundera, net zo min als Jonathan Coe dat doet. James Wood stelt het realistische karakter van deze negentiende-eeuwse romans op prijs. In hun mimesis, hun kunstmatige weerspiegeling van de werkelijkheid, zouden deze romans aan ‘het leven zelf’ raken.
Milan Kundera heeft het niet zo op zogenoemde realistische romans. De reden is dat hij vindt dat ze helemaal niet ‘realistisch’ zijn. Ze zijn eerder onwezenlijk, omdat wordt afgezien van ‘alles wat banaal, gewoon, alledaags is, wat toeval is of alleen maar sfeer’. Alles staat in het teken van de scenische compositie; ook de psychologie van de personages wordt er door uitgedrukt. Het ‘overbodige’, het alledaagse, dat geen functie vervult in de scenische compositie wordt weggelaten.
Het ‘concrete heden’
Het is volgens Kundera Flaubert geweest die de negentiende-eeuwse roman uit de toneelsfeer haalde. “In zijn romans ontmoeten de personages elkaar in een alledaagse context, die […] voortdurend ingrijpt in hun privégeschiedenis. Flaubert wist in zijn romans ‘het concrete heden’ te vatten. Ook Tolstoj lukte dat, en na hem menig andere schrijver, met als hoogtepunt James Joyce met ‘Ulysses’, die in dit omvangrijke boek de beleving van één dag beschreef.
James Joyce zal Tolstoj goed gelezen hebben, in aanmerking genomen wat Tolstoj onder ‘de mens’ verstaat: “Een traject; een bochtige weg; een reis waarvan de opeenvolgende fasen niet alleen verschillend zijn, maar vaak het volstrekte tegendeel van de vorige fasen vormen.” Tolstoj wil, aldus Kundera, dat plotselinge inzichten niet uit duidelijke, logische oorzaken voortkomen.
Plotselinge inzichten kunnen zomaar uit de lucht vallen, net als in het echte leven. Ze worden niet per se ontleend aan de toevallige omstandigheden waarin iemand verkeert. En hier zit de crux van Kundera: de mens, en diens evenknie: een personage, valt niet te determineren door een situatie, een scène. In alle gevallen behoudt de mens zijn ‘beslissingsvrijheid’, “die het leven de gelukkige onberekenbaarheid schenkt waaraan de poëzie ontspringt”, in de bevlogen formulering van Kundera. Kijken we naar de geschiedenis van de roman, dan weten we dat deze geboren is uit de vrijheid van de mens, “uit zijn volkomen persoonlijke maaksels, uit zijn keuzes”.
Onsystematisch
Bij Tolstoj “is de mens meer zichzelf, is hij meer individu, naarmate hij meer kracht, fantasie en intelligentie heeft om te veranderen” (cursivering JJ). Wanneer de ‘innerlijke wereld’ van personages verandert, verrassen ze. In de poëtische formulering van Kundera: “Dan ontvlamt hun vrijheid.” Personages zijn niet louter te reduceren tot instrumenten van een plot.
Ter illustratie verwijst Kundera naar schrijvers van vóór de eerste helft van de negentiende eeuw, naar de tijd dat de compositie van een roman nog niet vastlag. Hij noemt schrijvers als Rabelais, Cervantes, Diderot en Sterne, die in staat zijn ons lezers te ‘betoveren’, omdat hun schrijfwijze meer improviserend was. Zij lieten zich niet leiden door strenge composities. In hun denken als romancier zijn ze onsystematisch en experimenteel.
In de eerste helft van de twintigste eeuw zetten Centraal-Europese schrijvers als Musil en Broch door hun essayistisch proza die vrijelijke omgang met de compositie voort.
Welke les leert Milan Kundera ons met zijn beschouwing over de roman? Kijken we in de schappen van de boekwinkel dan worden er, in essentie, nog steeds veel romans gepubliceerd die het stramien hebben van de roman uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Dat wil zeggen, er is meestal sprake van één overzichtelijke intrige, een beperkt aantal personages, en een weinig complex handelingsverloop. Ook volgt een wezenlijke verandering in het gedrag van een personage vaak uit de scenische compositie. Als zodanig zijn deze boeken voorspelbaar en worden ze, met een knipoog naar een roman van Milan Kundera, gekenmerkt door een ‘ondraaglijke lichtheid’.
Mussen en geweren
Schrijvers trachten een autonoom kunstwerk met een interne samenhang te creëren. Het gevolg kan zijn, in de woorden van W.F. Hermans, dat ‘bij wijze van spreken geen mus van het dak valt zonder dat het een gevolg heeft’. Hermans beweerde hiermee niet dat dit de opdracht aan elke schrijver is. Nee, ook hij zag dit als een karakteristiek van de ‘klassieke roman’. Anton Tjechov bevestigde dit lang voor Hermans met zijn uitspraak over de structuur van een verhaal: “Verwijder alles dat niet relevant is voor het verhaal. Als je in het eerste hoofdstuk zegt dat er een geweer aan de muur hangt, moet deze in het tweede of derde hoofdstuk afgaan. Als er niet met het geweer geschoten wordt, zou het er niet moeten hangen.”
Kundera keert zich juist tegen dergelijke ‘functionaliteiten’ of logische oorzaken. Als argument kunnen we het beste nog eens het citaat van Tolstoj aanhalen: de mens is ‘een traject; een bochtige weg; een reis waarvan de opeenvolgende fasen niet alleen verschillend zijn, maar vaak het volstrekte tegendeel van de vorige fasen vormen’. Je kunt zeggen dat juist dít de mimesis van ‘het leven zelf’ is, maar dan niet in de ‘realistische’ zin van James Wood. Mimesis is vooral expressie geven aan de innerlijke wereld van het individu, diens gedachten en ideeën, dromen en fantasieën.
Milan Kundera: ‘Verraden testamenten – Essays over de kunst van de roman.’ Vertaald uit het Frans door Piet Meeuse en Martin de Haan. Uitgeverij Ambo. Amsterdam 2013. Prijs € 24,95.
Publicatiedatum: 12 juli 2016